Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30757/GA, 4 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30757/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    4 september 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 1 december 2022 het beklag ongegrond verklaard (PL2022/881). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Lelystad (digitaal) en klagers raadsman (fysiek) gehoord op de zitting van 17 maart 2023 in de PI Achterhoek te Zutphen.

Als toehoorders waren aanwezig: twee juridisch medewerkers van de PI Lelystad, een juridisch stagiaire van de PI Lelystad en mr. [...], secretaris bij de RSJ.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Uit de beslissing tot oplegging van maatregelen in verband met klagers status als gedetineerde met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) blijkt dat klager een BZT verzoek heeft gedaan nadat de indicatie vluchtgevaar was afgeschaald. Klager is sinds 22 september 2022 op de GVM-lijst geplaatst, uitsluitend vanwege het risico op liquidatie of bedreiging in detentie van klager. Hij staat dus alleen op de GVM-lijst voor zijn eigen veiligheid. In de GVM-beslissing is aangegeven dat het aanvragen van BZT kan worden besproken met het afdelingshoofd. De GVM-maatregel ‘individueel bezoek met toezicht’ staat dus niet in de weg aan een toewijzing van zijn BZT-verzoek.

In het hoorgesprek over de GVM-maatregelen was BZT toegezegd. Vervolgens is BZT afgewezen en is dat mondeling aan klager medegedeeld. De directeur heeft niet met hem gecommuniceerd tot aan de beklagzitting. Tegen klager is niet verteld dat de directeur nog tijd nodig had om BZT te onderzoeken. Het verzoek is afgewezen vanwege klagers GVM-status. In het verweerschrift in beklag staat niet dat er nog onderzoek bezig was.

Onderzoek was niet nodig, want klagers partner is gescreend en bezoekt hem elke week in de inrichting. Er hebben zich geen situaties voorgedaan die in negatieve zin kunnen worden meegewogen. Klager heeft uitsluitend positief gedrag vertoond. Hij heeft nog een relatief kort strafrestant. Hij is gedetineerd vanwege een herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, dus niet voor een strafbaar feit. De theoretische mogelijkheid dat klagers partner van derden de opdracht zou kunnen krijgen om hem iets aan te doen tijdens het bezoek, kan niet leiden tot een afwijzing van het verzoek. BZT is belangrijk voor klagers relatie.

Klager ontvangt inmiddels BZT, maar het verzoek had destijds moeten worden toegewezen. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen in de vorm van een extra BZT. Het extra BZT van 30 december 2022 was niet ter compensatie van een gemist BZT, maar omdat het normale bezoek werd ingekort.

Standpunt van de directeur
Het BZT-verzoek is op 21 september 2022 besproken in het multidisciplinair overleg (MDO) en afgewezen. Toen was de indicatie vluchtgevaar er nog. Op 23 september 2022 is het vluchtgevaar vervallen en was klager alleen nog op de GVM-lijst geplaatst vanwege de indicatie liquidatiegevaar. Klager heeft bij het hoorgesprek voor de GVM-maatregelen aangegeven het belangrijk te vinden om BZT te kunnen ontvangen. De directeur heeft toen gezegd dat er gekeken ging worden op welke manier BZT veilig zou kunnen worden toegekend, maar dat dit wel met voorzorgsmaatregelen moest. 

De directeur is transparant geweest over dat de mogelijkheden van BZT nog onderzocht moesten worden. Dit is besproken met klager. Er moest het een en ander worden uitgezocht, zodat BZT op een veilige manier kon plaatsvinden. Het kost enige tijd om BZT te onderzoeken bij een GVM’er. Het interne onderzoek voor BZT is anders dan voor regulier bezoek. Er vindt overleg plaats met het GVM-overleg en landelijk met het Operationeel Overleg (OO). Nadat dit is onderzocht, is het BZT in november toegekend. In november ging het BZT niet door, maar daarom heeft klager in december twee keer BZT gehad.

3. De beoordeling
Uit hetgeen door beide partijen is aangevoerd, leidt de beroepscommissie af dat de directeur kennelijk op 21 september 2022 heeft beslist tot afwijzing van een verzoek om BZT van klager. Klager stelt – onweersproken – dat op 29 september 2022 mondeling aan hem is medegedeeld dat zijn verzoek is afgewezen. 

Een afwijzing van een verzoek om BZT hoeft niet op schrift te worden gesteld. De directeur heeft een eigen en discretionaire bevoegdheid om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur de beslissing evenwel onvoldoende gemotiveerd. Zij zal dat oordeel hieronder toelichten.

Geen indicatie vluchtgevaar
In beroep voert de directeur aan dat de indicatie vluchtgevaar ten tijde van de afwijzing van het BZT-verzoek nog in stand was. Volgens de beslissing tot oplegging van GVM-maatregelen van 21 september 2022, heeft het OO echter op 14 september 2022 besloten dat de indicatie vluchtgevaar wordt afgeschaald. In de MDO-rapportage van 21 september 2022 staat ook dat het vluchtgevaar is verwijderd. 

Nadere afweging nodig bij GVM-maatregelen en liquidatiegevaar
In het verweerschrift in beklag en tijdens de beklagzitting heeft de directeur toegelicht dat het verzoek om BZT is afgewezen, vanwege de opgelegde GVM maatregelen (individueel bezoek met toezicht en monitoring van telefonische contacten) en de indicatie liquidatiegevaar. Op 16 september 2022 heeft de directeur echter met klager gesproken over de op te leggen GVM maatregelen. De directeur heeft naar aanleiding van dit hoorgesprek in de GVM beslissing opgenomen dat klager het aanvragen van BZT kan bespreken met het afdelingshoofd, zodat een aanvraag kan worden behandeld en advies kan worden ingewonnen of dit mogelijk is. Nu in de GVM-beslissing staat dat klager BZT kan aanvragen, is de enkele verwijzing naar de GVM maatregelen en de indicatie liquidatiegevaar onvoldoende voor de afwijzing van het BZT. 

Onduidelijk wat er waarom nog moest worden onderzocht
In beroep heeft de directeur aangevoerd dat er nader onderzoek gedaan moest worden, voordat BZT veilig kon plaatsvinden. Dat onderzoek bestond volgens de directeur uit overleg met het GVM-overleg en het OO. In de MDO-rapportage van 21 november 2022 staat dat BZT ter beoordeling bij het GVM-overleg ligt en dat er binnenkort terugkoppeling wordt verwacht. Het is de beroepscommissie in beroep echter onvoldoende duidelijk geworden waarom er onderzoek moest worden gedaan voordat klager BZT van zijn (gescreende) partner kon ontvangen en waaruit dat onderzoek precies bestond. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur onvoldoende gemotiveerd welke belangenafweging er is gemaakt om op 21 september 2022 tot afwijzing van het BZT-verzoek te komen. Daarbij neemt de beroepscommissie ook in aanmerking dat pas in beroep is aangevoerd dat nader onderzoek gedaan moest worden, terwijl in beklag een andere motivering van de afwijzing is gegeven. 

Conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd en moet deze – bij deze stand van zaken – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken (want klager verblijft niet meer in de PI Lelystad), komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.


Deze uitspraak is op 4 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven