Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26160/GA, 7 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

Nummer          22/26160/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 7 november 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 21 februari 2022 het beklag ongegrond verklaard (VU 2021/1773). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Aarts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Voor zover door klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klagers verzoek om BZT is op 22 december door de directeur afgewezen, omdat klager in het basisprogramma verbleef. In de beslissing staat dat volgens de huisregels van de PI Vught BZT alleen mogelijk is voor gedetineerden verblijvend in het plusprogramma. In het verweerschrift in beklag verwijst de directeur niet naar de huisregels van de PI Vught, maar naar de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling).

De beroepscommissie overweegt dat de directeur ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling voor zijn eigen inrichting huisregels vaststelt met inachtneming van het model opgenomen in de bijlage. In artikel 3.8.1. van die bijlage staat dat het een voorwaarde voor BZT is dat een gedetineerde is gepromoveerd. Op het aanvraagformulier voor BZT (zoals bij de stukken is gevoegd) en in de huisregels van de PI Vught van januari 2018 (zoals geldend ten tijde van het beklag) staat een verblijf in het plusprogramma echter niet als voorwaarde vermeld. Op het aanvraagformulier en in artikel 3.8.2 van de huisregels staat dat de gedetineerde minimaal zes weken voor de aanvang van het BZT drugsvrij (bezit en/of gebruik) dient te zijn. Anders dan klager aanvoert, is de regelgeving niet gewijzigd tussen de datum van klagers verzoek en de afwijzing daarvan.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de directeur, om tot afwijzing van klagers verzoek te komen, geen rechtsreeks beroep doen op de Regeling. Daarom had de beslissing in redelijkheid en billijkheid niet slechts kunnen worden afgewezen op de grond dat klager in het basisprogramma verbleef. De beroepscommissie heeft verder onvoldoende informatie om inhoudelijk te kunnen oordelen over klagers BZT-verzoek.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur – bij deze stand van zaken – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Reeds daarom zal de beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Klager verblijft niet meer in de PI Vught, dus de directeur kan niet meer worden opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-, omdat niet kan worden vastgesteld of klagers verzoek om BZT bij een nieuwe beslissing zou zijn toegewezen.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

Deze uitspraak is op 7 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven