Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33367/SGV, 26 april 2023, schorsing
Uitspraakdatum:26-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33367/SGV

               

Betreft [verzoeker]

Datum 26 april 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 19 april 2023 aan verzoeker strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) verleend.

 

Verzoekers raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verweerder op het schorsingsverzoek en van het beroepschrift (23/33362/GV).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beroep is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.

 

Naar het oordeel van de voorzitter is dat hier het geval.

 

Op grond van artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend aan strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend, nadat ten minste tweederde gedeelte van de straf is ondergaan. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert.

 

Verzoeker stelt onder meer dat de beslissing om hem strafonderbreking te verlenen voorbarig is genomen. Er lopen nog procedures over zijn uitzetting. Op 21 april 2023 heeft hij hoger beroep ingesteld inzake het aan hem uitgevaardigde terugkeerbesluit en het inreisverbod voor de duur van tien jaar. Op diezelfde datum heeft hij ook bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om voorlopige voorziening verzocht, om de uitkomst van dit hoger beroep in Nederland te mogen afwachten.

 

Naar het oordeel van de voorzitter staat op dit moment onvoldoende vast dat verzoeker onrechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. De door verzoeker verzochte voorlopige voorziening kan eventueel resulteren in (tijdelijk) rechtmatig verblijf, als gevolg waarvan het verlenen van strafonderbreking als bedoeld in artikel 40a van de Regeling, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet aan de orde kan zijn.

 

Reeds vanwege het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het onderliggende beroep heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van verweerder met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het onderliggende beroep heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 26 april 2023 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven