Nummer 22/29834/GB
Betreft [klager]
Datum 24 april 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 oktober 2022 beslist klagers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught met zes maanden te verlengen.
Klagers raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de selectiefunctionaris, namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 9 maart 2023.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ontvankelijkheid
De e-mail waarin verweerder zich op het standpunt stelt dat klager niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, is bij klager niet in goede aarde gevallen. Het is bij hem heel vaak zo geweest dat de situatie werd ingehaald doordat op een later moment een nieuwe beslissing werd genomen. De beroepscommissie beoordeelt de zaak dan altijd nog inhoudelijk.
Inhoudelijk
De door verweerder opgesomde elementen zijn niet actueel, betrouwbaar of concreet. Daarnaast is sprake van een herhaling van zetten.
Foutief rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP)
Op dit moment is enkel nog artikel 6, aanhef en onder b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) aan de orde. Dat leek eerder anders, omdat er (zoals verweerder stelt: abusievelijk) incorrecte informatie van het GRIP aan verweerder werd verstrekt. Er is sprake van een GRIP-rapport 2020/43899-1 (4 mei 2020) en van een GRIP-rapport 2021/52811-2 (22 september 2021). Het verschil tussen beide rapporten betreft één zin. De overige tekst is identiek. In het GRIP-rapport, dat niet aan verweerder ter hand gesteld had dienen te worden en abusievelijk verstrekt werd, staat ”Ook zijn er aanwijzingen dat er vanuit [klager] indirect contact wordt gezocht met […] in de EBI”. Pas anderhalf jaar later is gebleken dat dit fout was. De vraag is in hoeverre het ingetrokken rapport betrokken is geweest bij een van de beslissingen van verweerder dan wel bij uitspraken van de beroepscommissie. Hoewel de onderhavige verlengingsbeslissing niet is gebaseerd op deze GRIP-informatie, speelt het wel een rol in de belangenafweging.
Rechtshulpverzoek Chili
Op 3 mei 2022 heeft de beroepscommissie reeds vastgesteld dat het (nieuwe) uitleveringsverzoek aan Chili op dit moment niet als zodanig meer kan meewegen bij de verlenging van klagers verblijf in de EBI.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven dat er voor het laatst in september 2021 contact is geweest met de Chileense autoriteiten en dat het OM in afwachting is van een antwoord op een vraag die toen gesteld is. Sinds 2018 schermt verweerder met ‘de uitbreiding van de zaak’. Deze mededeling is mede redengevend geweest voor verlengingen van de EBI-plaatsing en is door de beroepscommissie meerdere malen meegewogen. Het is na vier jaar tijd dat verweerder duidelijk uitlegt wat er al dan niet speelt.
De advocaat-generaal (AG) heeft op 8 april 2022 aangegeven dat er, ondanks de aankondiging daartoe, nog geen rechtshulpverzoek aan Chili is uitgegaan om aanvullende toestemming te krijgen voor de vervolging voor het medeplegen van een aantal concrete moorden. Er wordt door verweerder geen enkele duidelijkheid gegeven, terwijl het laatste bericht is dat er geen nader verzoek om uitlevering ligt. Van actuele, concrete, laat staan volledige informatie is geen sprake. Het vermeende nieuwe uitleveringsverzoek aan Chili kan en mag geen gewicht meer in de schaal leggen.
Vonnis rechtbank
Klager is vrijgesproken voor artikel 11b van de Opiumwet en voor wapenbezit. Wat betreft de veroordeling ter zake artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, merkt de rechtbank op dat de pogingen of feitelijke liquidaties die door of namens […] zouden zijn uitgevoerd, niet aan klager kunnen worden toegerekend. Klager staat niet terecht in het onderzoek […]. Indien klager conform de toenmalige beslissing van de beroepscommissie in september 2019 naar de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) zou zijn overgeplaatst, is de vraag of het vonnis van de rechtbank van mei 2022 tot terugplaatsing naar de EBI zou hebben geleid. De vraag stellen is hem beantwoorden. De vraag is dan ook waarom ditzelfde vonnis nu wel in de weg zou moeten staan aan de uitplaatsing van klager, of zelfs aan een onderzoek daarnaar.
Horen getuigen
Het argument dat er getuigen dienen te worden gehoord is reeds eerder genoemd als beletsel voor uitplaatsing. In mei 2020 meende het GRIP dit als element naar voren te mogen brengen. Het hof heeft bepaald dat een aantal getuigen dienen te worden gehoord en het OM is met een groot deel van de te horen getuigen akkoord gegaan. Op een na zijn alle getuigen in eerste aanleg reeds gehoord, of is daartoe een poging ondernomen. Er is maar één nieuwe getuige en die is gedetineerd in Italië. Ook moeten nog twee autohandelaren, uit Spanje en Duitsland, worden gehoord. Klager kan niet worden bestraft met een verlengde EBI-plaatsing, omdat hij zijn rechten gebruikt en in het kader van een eerlijk proces door de rechter getuigenverhoren worden bevolen. Als de AG zou menen dat klager getuigen zou (kunnen) beïnvloeden, dan zou hij in beperkingen worden geplaatst.
Het OM achtte het van het grootste belang dat klager op geen enkele wijze kon communiceren met getuigen. De beroepscommissie achtte dit argument in RSJ 28 september 2021, 21/20612/GB, niet van belang. Geen van de te horen getuigen heeft een verklaring afgelegd die gewijzigd zou moeten worden. Er is op geen enkele wijze operationeel gemaakt dat klager dat zou wensen. Het OM heeft dit thema in eerste aanleg noch in hoger beroep aan de orde gesteld.
Monitoring
Indien klager naar een AIT zou worden overgeplaatst, dan zou al zijn communicatie worden meegeluisterd. Hij kan alleen spreken (verbinding krijgen) met personen die gescreend zijn. Op de AIT worden alle gedetineerden op deze manier gemonitord. Het is dan ook slechts ten dele waar dat klager op de AIT contact kan hebben met anderen. In de EBI gelden inmiddels ook nieuwe regels omtrent bellen in de inrichting. Bij overplaatsing naar een AIT zou er voor wat betreft communicatie met de buitenwereld meer mogelijk zijn, waardoor klagers privébelangen beter tot zijn recht komen. Verweerder beargumenteert op geen enkele wijze waarom een andere inrichting die monitoring niet zou kunnen uitvoeren.
Overige GRIP-informatie
De GRIP-rapporten uit 2020 of ouder zijn gedateerd en niet concreet. Voor zover gesproken wordt over PGP-berichten van […] met betrekking tot drugs, geldt dat […] is vrijgesproken van drugshandel en dat hij inmiddels niet meer in de EBI verblijft en ook niet langer op de AIT. Daarnaast wordt gewezen op de kennisname door klager van PGP-gesprekken van ‘de tegenpartij’. Verweerder heeft nimmer uiteengezet wie deze tegenpartij is. Het OM en de rechtbank vonden het in het belang van de waarheidsvinding dat de verdediging toegang kreeg tot de dataset om daar onderzoek naar te doen.
In het GRIP-rapport van mei 2020 is opgenomen dat “de risico’s die de samenleving loopt wanneer verdachten als [klager] weer opdrachten kunnen uitzetten, volkomen onverantwoord zijn. Nu naast [klager] ook […] en […], beide belangrijke CSV-leden, inmiddels gedetineerd zijn, lijkt de noodzaak voor aansturing van het CSV des te prangender”. […] zit inmiddels in een ‘GVM-plusregime’ en verblijft niet meer op de AIT. De beroepscommissie achtte de aanwezigheid van geld, macht en middelen als zodanig onvoldoende grond om […] in de EBI te houden. Aan […] heeft de rechtbank een straf van acht jaar opgelegd.
[…] wordt in klagers strafzaak niet vervolgd. Van contactpogingen van klager met […] is geen sprake. Klager is daarnaast geen verdachte in de strafzaak van […]. Aan klager zijn geen concrete levensdelicten ten laste gelegd. Ook […] wordt niet in klagers strafzaak vervolgd. Tot slot speelt de ‘beruchte drugsgerelateerde […]-familie’ ook geen rol in klagers strafzaak en worden zij niet vervolgd. Verweerder maakt in niets duidelijk wat de relevantie is van het noemen van deze naam.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Klager heeft zijn detentieverloop toegelicht. Ten tijde van de coronapandemie was er sprake van verzwarende omstandigheden. Hij is bij drie beroepszaken tegen verlengingsbeslissingen niet gehoord en gezien. Klagers moeder lijdt ook steeds meer onder haar zwakke gezondheid. Ze staat voor een operatie waarvan het de vraag is of ze deze fysiek aankan. Ook is bij haar kanker gediagnosticeerd. Daarnaast heeft klagers zus last van zware depressieve klachten, onder meer door klagers detentie. Het lange verblijf in de EBI eist zijn tol. Klager heeft last van zijn ogen en de spanningen hebben hun uitwerking. Klager wil weten waar hij aan toe is. De situatie van zijn moeder maakt dit nog zwaarder. Klager ziet niet dat verweerder een reële poging doet om een alternatief voor de EBI te onderzoeken. De fictieve einddatum van klagers detentie is gelegen in februari 2025. Er dient sprake te zijn van een geleidelijke overgang naar een milder regime.
Standpunt van verweerder
Ontvankelijkheid
Er is inmiddels (op grond van het overgangsrecht) een nieuwe beslissing is genomen tot verlenging van klagers verblijf in de EBI. Daarom heeft klager geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van dit beroep.
Inhoudelijk
Klagers veroordeling vanwege leiderschap van een crimineel samenwerkingsverband (CSV) is reeds voldoende om de beslissing op de b-grond te baseren. Het gaat immers om zeer ernstige strafbare feiten die de maatschappij ernstig hebben geschokt. De mediagevoeligheid van het proces en de persoon van klager in het bijzonder zijn onverminderd groot. Het zou het aanzien van de rechtsstaat in ernstige mate schaden als een van de kopstukken van een CSV zou ontvluchten. In de bestreden beslissing wordt niet vermeld dat klager als verdachte is aangemerkt in het […]-proces. Uit de stukken blijkt echter dat klager aan het hoofd van een CSV stond dat samenwerkte met […]. Er is sprake van fluïde samenwerkingsverbanden.
Voor zover klager aanvoert dat alle getuigen, op één na, reeds in een eerdere fase gehoord zijn en dit in 2021 door de beroepscommissie niet van belang werd geacht, geldt het volgende. Destijds was de inhoudelijke strafzaak in eerste aanleg net afgerond en thans bevindt deze zich in hoger beroep. Met de aanstaande verhoren in januari 2023 was het juist van belang dat klager geen contact kon leggen met deze getuigen om beïnvloeding van hun verklaring in hoger beroep te voorkomen.
De GRIP-informatie is mede tot stand gekomen door de inbreng van het OM en zijn kennis over de strafzaak. Juist vanwege de vrijspraak inzake de drugshandel is het OM tenslotte in hoger beroep gegaan, dus die verdenking bestaat nog.
Voor zover klager bij monde van zijn raadsman stelt dat een vervallen GRIP-rapport van 4 mei 2020 ten grondslag is gelegd aan beslissingen in het verleden, wenst verweerder te benadrukken dat dit niet het geval is geweest en dat het betrokken stuk onmiddellijk is verwijderd uit het systeem. Klager heeft ook geen bewijs overgelegd voor deze stelling. Klager betoogt dat de vermeende strafoverdracht uit Chili niet ten grondslag gelegd mag worden aan zijn verblijf in de EBI. Uit de bestreden verlengingsbeslissing blijkt ook niet dat dit het geval is geweest.
Alternatieven
De genoemde maatschappelijke risico’s kunnen op dit moment onvoldoende worden beperkt in een andere (normaal beveiligde) inrichting. Alleen het EBI-regime biedt voldoende garantie om al klagers contacten (en de contacten van medegedetineerden) te kunnen monitoren.
Voor zover klager ervan uitgaat dat verweerder niet (goed genoeg) heeft gekeken naar alternatieven, mist dat gelet op het voorgaande feitelijke grondslag. Dat een alternatief, gelet op de (voornoemde) feiten en omstandigheden waarop de beslissing is gebaseerd, niet voorhanden is, mag duidelijk zijn. In elk ander regime dan de EBI wordt het risico op ontvluchting groter en kan klager communiceren met medegedetineerden (en dus, via hen, met de buitenwereld). Op een AIT geldt bijvoorbeeld voor iedere gedetineerde een ander regime. Er kunnen aan klager wel maatregelen worden opgelegd, maar als hij met andere gedetineerden in aanraking komt, kunnen zij contact leggen met de buitenwereld. Dat andere gedetineerden naar wie klager heeft verwezen, mogelijk wel in andere regimes zijn geplaatst, maakt dit niet anders, nu elke zaak individueel wordt bekeken. Over een perspectief richting de einddatum van klagers detentie kunnen geen toezeggingen worden gedaan. Dit dient aan de hand van informatie en adviezen van de betrokken instanties te worden bezien.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Het feit dat klager stukken heeft overgelegd waaruit naar voren komt dat zijn moeder niet in goede gezondheid verkeert, doet niet af aan de noodzaak om klager te plaatsen in het EBI-regime. Klagers persoonlijke belangen zijn invoelbaar, maar wegen niet op tegen het belang van de samenleving.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Het feit dat klager niet meer in de EBI verblijft op grond van de verlengingsbeslissing waartegen dit beroep is gericht, omdat inmiddels een nieuwe verlengingsbeslissing is genomen, brengt, anders dan verweerder stelt, volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie niet met zich mee dat klager geen belang meer heeft bij een beoordeling van het beroep. De beroepscommissie zal het beroep dus inhoudelijk beoordelen.
De regelgeving
De EBI is aangewezen als huis van bewaring en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
Op grond van artikel 6 (oud) van de Regeling, konden in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten;
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is; of
c. een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen.
In artikel 26 (oud) van de Regeling werden de voorwaarden genoemd die in acht moesten worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI en bij de beslissing tot verlenging van het verblijf in de EBI elke zes maanden daarna.
Beoordelingskader
De beroepscommissie stelt voorop dat een plaatsing in de EBI, de inrichting met het hoogste beveiligingsniveau, als uiterste middel moet worden ingezet, alleen indien dit noodzakelijk is. (vergelijk RSJ 3 september 2018, R-404). De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat bij een verlenging van het verblijf in de EBI telkens dient te worden beoordeeld of de plaatsing in de EBI nog proportioneel is en nodig is of dat (al dan niet met toepassing van specifieke beveiligingsmaatregelen) met plaatsing in een inrichting met een minder beperkend regime kan worden volstaan (RSJ 14 februari 2019, R-18/1647/GB).
Ten aanzien van eventuele alternatieven voor plaatsing in de EBI heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat alleen het EBI-regime voldoende garanties biedt om alle contacten van klager (en de contacten van medegedetineerden) te kunnen monitoren, om te voorkomen dat klager contact kan leggen met de buitenwereld.
Achtergrond
Klager is sinds 21 maart 2018 in Nederland gedetineerd en verblijft sinds 10 april 2018 in de EBI. Uit het dossier blijkt – onder meer – het volgende. Klager is op 31 mei 2021 veroordeeld voor zeer ernstige feiten, waaronder het leiden van een criminele organisatie, gericht op het plegen van moorden. De rechtbank heeft klager daarvoor de voor dat feit hoogst mogelijke gevangenisstraf opgelegd. Deze veroordeling is nog niet onherroepelijk, nu hoger beroep is ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 februari 2025.
Na de verlengingsbeslissing van 29 september 2021, die door de beroepscommissie is beoordeeld in RSJ 3 maart 2022, 21/23620/GB, heeft het GRIP op 1 maart 2022 per e-mail nadere informatie verstrekt en op 3 augustus 2022 een rapport uitgebracht.
Aanvullende uitlevering en liquidatiegevaar
Uit de e-mail van het GRIP van 1 maart 2022 volgt dat het OM heeft aangegeven dat er voor het laatst in september 2021 contact is geweest met de Chileense autoriteiten en dat het nog in afwachting is van een antwoord op een gestelde vraag. Er is formeel nog niet om een aanvullende uitlevering gevraagd. Voorts heeft het OM aangegeven dat, hoewel daarover geen nieuwe informatie is binnengekomen, het liquidatiegevaar nog steeds aanwezig is.
De beroepscommissie heeft ten aanzien van het liquidatiegevaar in RSJ 3 maart 2022, 21/23620/GB, al geoordeeld dat dit onvoldoende gemotiveerd was, nu door het GRIP niet werd toegelicht dat de dreiging nog actueel zou zijn. Nu ook uit de e-mail van het GRIP van 1 maart 2022 geen nadere toelichting hierover is gegeven, kan geen zodanig liquidatiegevaar worden aangenomen dat dit nog een rol van betekenis zou kunnen spelen bij de verlenging van klagers verblijf in de EBI. Ten aanzien van het rechtshulpverzoek aan Chili heeft verweerder expliciet te kennen gegeven deze omstandigheid niet ten grondslag te hebben gelegd aan de bestreden beslissing. De beroepscommissie zal hier dan ook verder aan voorbij gaan.
Horen van getuigen
Uit het GRIP-rapport van 3 augustus 2022 volgt dat er inmiddels een regiezitting heeft plaatsgevonden in hoger beroep, waarbij het verzoek tot het horen van elf getuigen werd toegewezen. Deze getuigenverhoren stonden gepland op 13, 18 en 19 januari 2023. Het werd van het grootste belang geacht dat klager op geen enkele wijze kon communiceren met een van deze getuigen. Het OM achtte de EBI de enige inrichting waar klagers communicatie optimaal kon worden gemonitord. Het GRIP heeft daarnaast vermeld dat de relevante informatie uit eerdere GRIP-rapporten onverminderd van kracht is.
De beroepscommissie stelt vast dat inmiddels alle getuigen zijn gehoord, op drie van hen na. Zij verblijven respectievelijk in Italië, Spanje en Duitsland. Het risico dat klager getuigen onder druk zal zetten om hun verklaring te wijzigen, lijkt dan ook te zijn afgenomen.
Afweging van alle omstandigheden
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder, gelet op het ontbreken van relevante nieuwe informatie en ondanks de omstandigheid dat in het meest recente GRIP-rapport van 3 augustus 2022 staat vermeld dat de relevante informatie uit eerdere GRIP-rapporten nog onverminderd van kracht is, onvoldoende toereikend gemotiveerd en onderbouwd waarom in specifiek klagers geval de toepassing van GVM- of andere toezichtmaatregelen en/of plaatsing van klager op een AIT de risico’s op dit moment – nog steeds – onvoldoende kan of kunnen beperken.
Dit is met name van belang, omdat klager al lange tijd in de EBI verblijft en uiteindelijk nog zo mogelijk gefaseerd zal moeten kunnen toewerken naar zijn invrijheidstelling, die op basis van de veroordeling in eerste aanleg op 16 februari 2025 zou zijn. Tegen die achtergrond is de aard en ernst van klagers strafrechtelijke veroordeling naar het oordeel van de beroepscommissie op zichzelf niet meer voldoende voor de conclusie dat klager voldoet aan de b-grond.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal hiermee volstaan en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, omdat verweerder inmiddels een nieuwe beslissing tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft genomen. Daarover zal de beroepscommissie oordelen in het beroep met kenmerk 23/32082/GB. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 24 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door de secretaris.
voorzitter