Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0661/GM, 18 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/661/GM

betreft: [klager] datum: 18 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Breda, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting voor vrouwen (p.i.v.) Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 maart 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klaagster, haar raadsman en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i.v. Breda, zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te worden gehoord.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt. De raadsman van klaagster is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i.v. Breda heeft
schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 januari 2008, betreft het niet direct verwijzen naar een gynaecoloog.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Klaagster is kort voor een ziekenhuisopname voor een gynaecologische ingreep gedetineerd. Deze ingreep was noodzakelijk in verband met de uitslag van een uitstrijkje. De medische dienst heeft de
huisarts
verzocht om informatie. Ondanks herhaalde verzoeken kreeg klaagster de uitslag van het uitstrijkje niet te horen. Pas na interventie van de zoon van klaagster via de huisarts verneemt klaagster dat de zaken er ernstig voor staan. Klaagster meent dat de
medische dienst te lang heeft gewacht alvorens actie te ondernemen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Tijdens de intake op 31 juli 2007 geeft klaagster aan dat zij op 10 augustus 2007 een afspraak heeft bij een gynaecoloog in Den Haag voor nader onderzoek in verband met een afwijkend
uitstrijkje. Overeenkomstig de regels in de inrichting is deze afspraak afgezegd. Het had geen haast, het ging niet om verdenking van een maligniteit. In overleg met klaagster is besloten te wachten met het maken van een afspraak in een ziekenhuis
totdat de duur van haar detentie bekend zou worden. Klaagster heeft tot dat moment niet verzocht om een gynaecologisch onderzoek. Op 13 december 2007 belt de huisarts van klaagster. De uitslag van het uitstrijkje was een PAP 3a, mogelijk een
HPV-infectie. Destijds heeft klaagster een afspraak gemaakt voor een kolposcopie. Waarschijnlijk heeft de huisarts eerder niet gereageerd of was niet bereikbaar. Op 17 december 2007 wordt klaagster verwezen naar een gynaecoloog in Breda. Op 7 januari
2008 kan zij daar terecht voor een kolposcopie. De kwestie is regulier afgehandeld in samenspraak met klaagster en rekening houdend met de beperkingen die voortvloeien uit detentie.

3. De beoordeling
Nu zowel klaagster als de inrichtingsarts niet ter zitting zijn verschenen, zal de beroepscommissie het beroep beoordelen op grond van de stukken.

De beroepscommissie stelt op grond van deze stukken vast dat klaagster tijdens het intakegesprek op 31 juli 2007 de inrichtingsarts heeft medegedeeld dat zij op 10 augustus 2007 een afspraak had bij een gynaecoloog in Den Haag voor een nader onderzoek
in verband met een afwijkend uitstrijkje. Uit niets blijkt dat de inrichtingsarts zich ervan heeft vergewist welk belang aan dit nader te verrichten onderzoek moet worden verbonden. De stelling dat het niet zou gaan om een maligniteit vindt geen steun
in de stukken. Voor zover de regels in de inrichting het vanuit veiligheidsoogpunt niet toelaten dat een onderzoek waarvan de datum bij een gedetineerde reeds bekend is, doorgang vindt, had de inrichtingsarts een nieuwe afspraak moeten maken. Bovendien
had de inrichtingsarts in de mededeling van klaagster aanleiding moeten zien direct contact op te nemen met de huisarts of de gynaecoloog. Pas na interventie van de zoon van klaagster via de huisarts van klaagster in december 2007 is klaagster verwezen
naar een gyneacoloog. Het uitstrijkje bleek een PAP 3a met mogelijk een HPV-infectie.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 70,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klaagster ten laste van de p.i.v. Breda toekomende tegemoetkoming op € 70,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 18 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven