Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30836/GA, 28 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30836/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 28 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen de beslissing van 8 augustus 2022 om hem te degraderen naar het basisprogramma voor de duur van dertien weken.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 17 november 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-1182). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. M. Landsman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Indien de directeur aanleiding ziet om een gedetineerde te degraderen voor een langere periode dan zes weken, dan dient hij zijn beslissing te motiveren, waarbij hij in ieder geval de criteria die volgen uit artikel 1d, zesde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) betrekt. Uit de beslissing van de directeur blijkt echter niet dat de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter, indien hiervan sprake is, en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont, is betrokken. De vastgestelde periode van dertien weken lijkt willekeurig te zijn bepaald en wordt niet uitgelegd of anderszins gemotiveerd. Met dezelfde toelichting had ook een periode van zes weken kunnen volstaan. Klager stelt niet dat een degradatie naar het basisprogramma niet tot de mogelijkheden behoort maar wel dat de vastgestelde periode op geen enkele wijze is gemotiveerd en daarmee onredelijk en onbillijk is.

 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij het standpunt dat in de procedure bij de beklagrechter naar voren is gebracht. Voor zover in het onderhavige beroep van belang houdt dit standpunt het volgende in. Klager is terecht en op goede gronden teruggeplaatst naar het basisprogramma voor de duur van dertien weken omdat hij de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig heeft verstoord. Door het bezit van een smartphone heeft klager zichzelf de mogelijkheid verschaft om ongecontroleerd gegevens te gebruiken en te verspreiden en zo binnen de inrichting criminele activiteiten voort te zetten.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie begrijpt dat het beroep zich niet zozeer richt tegen het feit dat klager is gedegradeerd naar het basisprogramma (tegen de aan de degradatiebeslissing ten grondslag liggende disciplinaire straf is dan ook geen beroep ingesteld) als wel tegen de duur van de degradatie. De beroepscommissie zal haar beoordeling dan ook beperken tot de duur van de degradatiebeslissing.

 

Op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling bepaalt de directeur de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij de Regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te komen. Deze periode is minimaal zes weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn beslissing, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont. Het enkel benoemen van deze criteria in de degradatiebeslissing is voor de hiervoor bedoelde motivering onvoldoende (RSJ 17 augustus 2021, 21/22720/SGA).

 

Klager is gedegradeerd naar het basisprogramma voor de duur van dertien weken, omdat hij in het bezit was van een smartphone. Het bezit van een smartphone rechtvaardigt op zichzelf een degradatie voor de duur van zes weken. Een degradatie voor een langere duur dient op grond van bovenstaande criteria gemotiveerd te worden.  De directeur heeft zijn beslissing als volgt gemotiveerd. Klager heeft door middel van het bezit van een smartphone zich de mogelijkheid verschaft om ongecontroleerd in tekst, beeld en geluid te communiceren met de buitenwereld. Dit wordt aangemerkt als een zeer ernstig vergrijp, voortgezet crimineel handelen in detentie en ondermijning van het gezag. Daarnaast heeft klagers gedrag en handelen een grote impact op de veiligheid van de medegedetineerde (de beroepscommissie begrijpt: medegedetineerden), het personeel en de maatschappij.

 

De beroepscommissie overweegt dat het bezit van een smartphone op zichzelf de mogelijkheid kan bieden tot het ongecontroleerd communiceren met de buitenwereld, maar dat dit niet daadwerkelijk altijd het geval zal zijn. De enkele mogelijkheid daartoe is onvoldoende om mee te laten wegen in de beslissing om de periode van de degradatie langer te laten duren dan de minimale zes weken. Indien de directeur het bezit en de mogelijkheid tot ongecontroleerde communicatie met de buitenwereld mee had willen wegen in zijn beslissing, had hij ten minste enig onderzoek behoren te verrichten om te achterhalen of er daadwerkelijk sprake is geweest van ongecontroleerde communicatie met de buitenwereld (vergelijk RSJ 27 juni 2022, 21/20486/GA). Dat klemt temeer nu klager heeft aangegeven enkel de telefoon in bewaring te hebben gehouden voor een ander. Het voorgaande geldt voorts ook voor de mogelijkheid die een smartphone in het kader van ongecontroleerde communicatie zou kunnen bieden tot voortgezet crimineel handelen in detentie en om de (veiligheids)belangen van anderen te schaden. De enkele mogelijkheid tot voortgezet crimineel handelen is op zichzelf onvoldoende, maar kan meewegen in de beslissing als aannemelijk is geworden dat daarvan ook daadwerkelijk sprake is geweest. Uit de motivering van de beslissing van de directeur volgt dit thans niet. De beroepscommissie neemt tot slot in aanmerking dat de directeur heeft nagelaten om de criteria die volgen uit artikel 1d, zesde lid, van de Regeling (zoals bijvoorbeeld het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont) – anders dan het enkel benoemen ervan – inhoudelijk bij zijn motivering te betrekken.

 

Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de directeur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij klagers terugplaatsing naar het basisprogramma voor de duur van dertien weken passend acht. De degradatiebeslissing dient bij deze stand van zaken als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt voor zover deze de periode van zes weken te boven gaat. Het in bezit hebben van een smartphone in de inrichting blijft immers ontoelaatbaar gedrag op grond waarvan een (directe) degradatie naar het basisprogramma is gerechtvaardigd.

 

De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren voor de periode van de degradatie tot zes weken en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren voor zover de degradatie de duur van zes weken te boven gaat, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €52,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor de periode van de degradatie tot zes weken en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de degradatie de duur van zes weken te boven gaat, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €52,50.

 

Deze uitspraak is op 28 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven