Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33093/SGA, 17 april 2023, schorsing
Uitspraakdatum:17-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33093/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    17 april 2023


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van het verbod op het bijwonen van de wekelijkse moskeedienst.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling
Anders dan de directeur stelt, is de voorzitter niet gebleken dat het verzoek is ingediend naar aanleiding van de beslissing van                21 maart 2023 tot het opleggen van maatregelen in het kader van verzoekers status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risicio (GVM), met als gevolg dat verzoeker het schorsingsverzoek te laat zou hebben ingediend. Nu sprake is van een wekelijkse moskeedienst (op vrijdag) en zodoende van een doorlopende situatie, kan verzoeker – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – worden ontvangen in zijn verzoek. 

Bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur bestaat slechts ruimte voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij al langere tijd wordt uitgesloten van de mogelijkheid om de wekelijkse moskeedienst bij te wonen. Nu tot op heden niet is gebleken van een geoorloofde beperking van het recht tot vrij belijden en beleven van het geloof, kan bij de beoordeling van dit verzoek worden aangesloten bij RSJ 13 december 2022, 22/30761/SGA. Verzoeker wordt in zijn persoonlijke belangen en (grond)rechten getroffen door de besluitvorming van de directeur, terwijl niet is gebleken van een rechtvaardigingsgrond en bovendien niet duidelijk is of, en zo ja wanneer, de uitsluiting van de wekelijkse gebedsdienst wordt opgeheven. De beslissing is strijdig met de artikelen 41 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), artikel 6 van de Grondwet en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarnaast is tot op heden niet gebleken van een beslissing als bedoeld in artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid onder b. jo. artikel 23 van de Pbw. De bestreden besluitvorming is daarmee in strijd met de Pbw en zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is om de verdere tenuitvoerlegging te schorsen.. 

De directeur voert aan dat speciaal maatwerk moet worden geleverd voor de dagelijkse activiteiten, gelet op de beperkingen die in de GVM-lijst zijn opgenomen en de verantwoordelijkheid van de directeur voor de veiligheid van verzoeker, de orde en veiligheid in inrichting en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Daarbij heeft de directeur de eerbiediging van verzoekers recht om zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen vrij te belijden en te beleven, niet uit het oog verloren. Met de imam van de inrichting is afgesproken dat verzoeker en een medegedetineerde die ook een GVM-status heeft aan een aparte persoonlijke gebedsdienst kunnen deelnemen, als behoefte bestaat aan het bijwonen van het vrijdagsgebed. Verzoeker is daarmee akkoord gegaan. Er is dan ook geen sprake van een uitsluiting om aan de wekelijkse moskeedienst deel te nemen, aldus de directeur. 

Gelet op het bovenstaande is de voorzitter – voorlopig oordelend – niet gebleken dat verzoeker wordt uitgesloten van het bijwonen van de moskeedienst, nu hem in overleg met de imam een alternatief wordt aangeboden waarmee verzoeker zou hebben ingestemd. Voor zover sprake is van een beperking van verzoekers recht op het vrij belijden en beleven van zijn godsdienst, komt uit de reactie van de directeur naar voren dat de veiligheid van verzoeker en de orde en de veiligheid binnen de inrichting dit noodzakelijk maken. De voorzitter is – nog steeds voorlopig oordelend – niet gebleken van strijdigheid met de namens verzoeker genoemde wetgeving dan wel met het genoemde verdrag.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur op voorhand niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, zodat het verzoek zal worden afgewezen. 

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 17 april 2023 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven