Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26129/GA, 28 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/26129/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    28 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting, waarvan drie dagen in een strafcel en vier dagen in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege betrokkenheid bij een poging tot invoer van contrabande, ingegaan op 12 november 2021.

De beklagrechter bij de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft op 18 februari 2022 het beklag ongegrond verklaard (Eh 2021/541). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Esserheem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager weerspreekt betrokkenheid bij de poging tot invoer van contrabande en kan zich daarom niet verenigen met de oplegging van de disciplinaire straf. In aanvulling op het bijgevoegde klaagschrift, wordt het volgende aangevoerd.

Het enkele feit dat een medegedetineerde klager heeft aangewezen is onvoldoende om te oordelen dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot het invoeren van contrabande. Daarbij zou de medegedetineerde volgens de directeur geen belang hebben bij het verklaren van onwaarheden. Klager kan zich hier niet mee verenigen, nu het meer dan eens voorkomt dat een gedetineerde een medegedetineerde de schuld geeft van iets wat hij zelf heeft gedaan. De medegedetineerde kan dus wel degelijk een belang hebben.

Daarnaast zou klager bij het insluiten voor de nodige strubbelingen hebben gezorgd. Zo zou hij langzaam naar zijn cel zijn gelopen en de discussie zijn aangegaan over de insluiting. Dit zou door de medewerkers als afleiding zijn gezien. Er is onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe dit gedrag precies heeft bijgedragen aan de poging tot het invoeren van contrabande. Dit is dus onvoldoende om betrokkenheid van klager op te baseren en daarmee is de noodzaak tot het opleggen van de disciplinaire straf onvoldoende gemotiveerd. Dit, in combinatie met het feit dat klager slechts wordt aangewezen door één medegedetineerde, maakt de beslissing tot opsluiting voor de duur van zeven dagen onredelijk en onbillijk.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen. 

Standpunt van de directeur
De directeur persisteert in het verweerschrift en brengt in reactie op het beroepschrift het volgende naar voren. Bij de poging om op 7 november 2021 contrabande in de inrichting te brengen, heeft een medegedetineerde (hierna: de hoofdverantwoordelijke) gebruik gemaakt van meerdere gedetineerden die in de hand- en spandiensten taken en rollen op zich hebben genomen om de invoer mogelijk te maken, te weten op de uitkijk staan, personeel afleiden, glaslatten verwijderen, het raam verwijderen, glasscherven opruimen en een hengel maken. Ten tijde van het gebeuren waren er meerdere gedetineerden aanwezig in de leefzaal op verschillende momenten. Er waren vele rollen en taken die middag vanuit meerdere gedetineerden.

Naar aanleiding van de invoerpoging op 7 november 2021 is er een schriftelijke mededeling opgemaakt en er is een onderzoek gestart. De directeur heeft gesproken met het afdelingspersoneel en medegedetineerden die op 7 november 2021 aanwezig waren in of rondom de leefzaal van afdeling H. Ook zijn de camerabeelden van wat zich buiten heeft afgespeeld bestudeerd. Uit later uitgelezen camerabeelden is te zien dat een persoon een gooibeweging maakt en vervolgens door de sloot waadt in de richting van het hek en wederom probeert om contrabande over het hekwerk te gooien. Dit lukt niet, hetgeen is te zien op camerabeelden en ook synchroon mee te luisteren in het gesprek dat de hoofdverantwoordelijke voert met deze persoon. De persoon breekt de pogingen af, gooit de contrabande terug en verlaat de omgeving. Er wordt gezegd dat er een dure gsm in het pakketje zit, wat ook de reden is dat de persoon door de sloot gaat om de contrabande terug te halen, nu deze voor het hek is gevallen. Het telefoongesprek dat de hoofdverantwoordelijke met deze persoon voerde, werd afgesloten met de zinsnede dat dit op korte termijn wederom zal worden gepoogd. 

Vervolgens hebben medegedetineerden uitgebreid verklaard over hun aanwezigheid in de leefzaal en wat zij hebben waargenomen. Diezelfde middag is het raam uit de leefzaal verwijderd. Het raam was er in zijn geheel uit en afgeschermd met een gordijn, om ontdekking te voorkomen. Een medegedetineerde heeft vervolgens de glasscherven opgeruimd. Kort voordat het afdelingspersoneel de leefzaal binnenkwam, had klager de leefzaal verlaten. Klager verbleef namelijk in het basisprogramma en moest worden ingesloten. De insluiting van klager ging gepaard met de nodige strubbelingen. Klager wilde zonder duidelijke reden niet meewerken aan de insluiting. Om tijd te rekken liep klager langzaam mee naar zijn cel en bij zijn cel aangekomen ging hij wederom de discussie aan over de insluiting. Deze strubbelingen zijn door de medewerkers als afleiding gezien, voor wat er in de leefzaal plaatsvond.

Het voorgaande — in samenhang en onderling verband bezien — maakt voldoende aannemelijk dat klager betrokken was bij de poging invoer van contrabande. Klagers gedrag is onverenigbaar met de orde en veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Derhalve is de aan klager opgelegde disciplinaire straf noch onredelijk noch onbillijk. Verzocht wordt het beroepschrift van klager ongegrond te verklaren.

3. De beoordeling
Uit de stukken in het dossier leidt de beroepscommissie af dat de disciplinaire straf aan klager is opgelegd omdat 1) medegedetineerden hebben verklaard dat klager de glaslatten heeft verwijderd, 2) klager voorafgaand aan het insluiten strubbelingen heeft vertoond en tijd heeft gerekt en 3) (dat alles hoewel) klager tijdens het hoorgesprek betrokkenheid heeft ontkend, relevante vragen ontweek en vragen van een andere aard stelde. 

De beroepscommissie begrijpt dat klagers gedrag in deze situatie is opgevallen, maar zij is van oordeel dat dit al met al onvoldoende aanknopingspunten kon bieden voor de directeur om aan klager een disciplinaire straf op te leggen. Het is immers onduidelijk gebleven wat de twee medegedetineerden precies hebben verklaard en in hoeverre hun verklaringen (op detailniveau) overeenkwamen. De verklaringen zijn (kennelijk) ook niet op schrift gesteld. Tegen deze achtergrond kunnen de verklaringen niet goed op waarde worden geschat. 

Dat klager strubbelingen heeft vertoond, kan op zichzelf ook losstaan van de verdere situatie op de leefzaal. Tot slot kan klagers ontwijkende gedrag tijdens het hoorgesprek in dit geval evenmin bijdragen aan de conclusie dat klager zich strafwaardig heeft gedragen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €77,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €77,50.


Deze uitspraak is op 28 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven