Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25615/GA en 22/25618/GA, 1 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25615/GA en 22/25618/GA

                                   

Betreft [klaagster]

Datum 1 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van

[klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

Klaagster heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de beslissing van 8 juli 2021 om haar te degraderen naar het basisprogramma;

(TP 2021 64, in beroep 22/25618/GA)

b.         het weigeren van de toegang tot de medische dienst op 29 juni 2021;

(TP 2021-65, in beroep 22/25615/GA)

c.         de beslissing om haar intern over te plaatsen;

(TP 2021-66, in beroep 22/25618/GA)

d.         de beslissing dat zij haar dochter niet meer in de inrichting mocht onderbrengen;

(TP 2021-67, in beroep 22/25618/GA)

e.         de (niet) verleende medische zorg;

(TP 2021-68, in beroep 22/25615/GA)

f.          (vermeende) valsheid in geschrifte.

(TP 2021-69, in beroep 22/25618/GA)

 

De beklagrechter bij de locatie Ter Peel te Sevenum heeft op 25 januari 2022 beklag a., b., c. en d. ongegrond verklaard en klaagster niet-ontvankelijk verklaard in beklag e. en f. De uitspraken van de beklagrechter zijn bijgevoegd.

 

Klaagsters raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraken.

 

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman en de directeur van de locatie Ter Peel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

De directeur heeft zijn zorgplicht geschonden, want klaagster heeft op 29 juni 2021 geen arts gezien. De verpleegkundige stuurde haar weg. Op camerabeelden zou te zien moeten zijn dat klaagster vier keer is flauwgevallen. De directeur had die camerabeelden moeten bekijken. De aantekening van de verpleegkundige is dus aantoonbaar onjuist en klaagster had dan ook toegang moeten krijgen tot de inrichtingsarts. Het is daarnaast niet waar dat klaagster regelmatig toegang had tot de medische dienst. Uit de mutatiedata volgt dat zij niet wekelijks is gezien. Klaagster heeft verder toegelicht dat het medisch dossier niet compleet is en een vertekend beeld geeft van de feiten.

 

In de degradatiebeslissing staat bij het goede gedrag vermeld ‘niet van toepassing’. Daarmee is geen sprake van een correcte belangenafweging. Het ongewenste gedrag is onvoldoende onderbouwd. Klaagster is op 4 april 2021 voorwaardelijk disciplinair gestraft, op 5 mei 2021 niet disciplinair gestraft (en zij heeft het schriftelijk verslag niet ontvangen) en op 29 juni 2021 ook niet disciplinair gestraft. Het is niet waar dat klaagster op 5 mei 2021 midden in de nacht de was aan het vouwen was. Zij was toen ziek. Achteraf is gesproken met een personeelslid. Er zou met een schone lei worden begonnen. Het multidisciplinair overleg (MDO) van 7 juni 2021 was dan ook positief. Op 29 juni 2021 verbleef klaagster nog in het plusprogramma, dus de (vermeende) gedragingen van 4 april 2021 en 5 mei 2021 waren eerder niet doorslaggevend.

 

De interne overplaatsing en de beslissing dat klaagsters dochter niet meer bij haar in de inrichting mocht verblijven kan, gelet op het voorgaande, niet rusten op klaagsters ongewenste gedrag. Bovendien is ongewenst gedrag niet een van de belangen uit artikel 12, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

 

Klaagster verzoekt om aan haar een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Het moeder-en-kind-huis (MKH) in de locatie Ter Peel is een unieke locatie. Verblijf hier gaat op basis van vertrouwen, omdat gedetineerden er op zichzelf zijn aangewezen en het personeel op afstand toezicht houdt. De gedetineerden die hier verblijven dienen dan ook van onbesproken gedrag te zijn. De veiligheid van de kinderen staat voorop.

 

Van de eerste dag dat klaagster in het MKH kwam, was er gedoe. In de allereerste nacht (4 april 2021) was zij zonder toestemming buiten gaan roken. Bij de aanzegging van het rapport heeft zij de directeur gebruuskeerd. De relatie met het personeel verliep moeizaam. Klaagsters gedrag werd er in de loop van de tijd niet beter op. De directeur maakte zich zorgen over de veiligheid van klaagsters dochter. De maandcommissaris van de Commissie van Toezicht heeft hier ook zorgen over geuit. In overleg met externe instanties en de afdeling Zorg is beslist dat klaagsters dochter niet meer in de inrichting zou mogen verblijven. Klaagsters verblijf in het MKH was daardoor ook niet meer aan de orde.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat zij de klachten op dezelfde manier zal interpreteren als de beklagrechter heeft gedaan (dus zoals hierboven omschreven onder a. tot en met f.). Op basis van het uitgebreide klaagschrift zou – deels – ook een andere strekking denkbaar zijn, maar in beroep blijven klaagster en haar raadsman bij de klachten zoals de beklagrechter die heeft beoordeeld en die interpretatie sluit ook voldoende aan bij de inhoud van het klaagschrift.

 

Beklag a. (degradatie)

Volgens vaste jurisprudentie moet bij een degradatiebeslissing een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging worden gemaakt (tenzij sprake is van een degradatie wegens ontoelaatbaar gedrag). Daarin moeten het gewenste gedrag en het ongewenste gedrag tegen elkaar worden afgewogen. Uit de belangenafweging moet vervolgens duidelijk worden waarom het gedrag van de gedetineerde in dit geval tot (niet) promoveren of degraderen moet leiden.

 

Het verdient de voorkeur dat de informatie die van belang is voor de beslissing, en vooral de belangenafweging van de directeur, zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen in de beslissing zelf (dus op schrift worden gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen echter ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure (vergelijk RSJ 26 november 2021, 21/19702/GA).

 

In klaagsters geval zijn in de degradatiebeslissing haar gedragingen van 4 april, 5 mei en 29 juni 2021 benoemd als ongewenst gedrag. Over het gewenste gedrag staat vermeld “niet van toepassing”. Vervolgens staat er echter ook dat “nadrukkelijk ook aandacht geschonken [is] aan het gewenste gedrag”. Dat is niet goed te volgen. De directeur schrijft in zijn reactie op het beroep weliswaar dat er vanaf de eerste dag “gedoe” was, maar het is niet gesteld of gebleken dat klaagster op geen enkel onderdeel (zoals vermeld in Bijlage 1 bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling)) gewenst gedrag heeft vertoond. Gelet hierop is in de schriftelijke beslissing onvoldoende sprake van een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging.

 

Daarbij komt nog dat twee van de drie gedragingen die expliciet zijn beschreven, dateren van (respectievelijk) twee en drie maanden vóór de degradatie. Dat vergt een nadere toelichting (vergelijk RSJ 4 november 2019, R-19/3109/GA). Bovendien is voor geen van de drie gedragingen een disciplinaire straf opgelegd. Welk “gedoe” er verder met klaagster was, is niet concreet. De beroepscommissie begrijpt in dat verband wel dat – bijvoorbeeld – spanningen met het personeel of een manipulerende houding niet altijd duidelijk te beschrijven zijn, maar dit zal toch enigszins gespecificeerd moeten worden om een degradatiebeslissing op te kunnen baseren. In de beslissing zelf staat hierover echter niets vermeld en ook in beklag en beroep is hierover niet veel meer duidelijk geworden.

 

De beroepscommissie begrijpt tot slot dat klaagster in het MKH verbleef en dat daardoor meer van haar werd verwacht, maar dat kan voor een degradatie niet van doorslaggevend belang zijn. De Regeling is immers voor alle gedetineerden gelijk (met uitzondering van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen). De bijzondere verantwoordelijkheid in het MKH moet daarom aan de orde komen bij de beslissingen die in beklag c. en d. aan de orde zijn.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klaagster een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.

 

Beklag b. (weigeren van toegang tot de medische dienst)

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De zorgplicht van de directeur reikt namelijk niet zo ver dat hij moet voorkomen dat een verpleegkundige in een incidenteel geval een (vermeend) verkeerde inschatting maakt over de noodzaak dat een gedetineerde op dat moment direct wordt gezien door de inrichtingsarts. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklag c. en d. (interne overplaatsing & niet meer met dochter in de inrichting)

Wet- en regelgeving

Artikel 12 van de Pbw luidt – voor zover nu relevant – als volgt:

2.         Indien een gedetineerde een kind in de inrichting of afdeling, bedoeld in het eerste lid, wil onderbrengen teneinde het aldaar te verzorgen en op te voeden, behoeft hij de toestemming van de directeur. De directeur kan deze toestemming geven, voor zover dit verblijf zich verdraagt met de volgende belangen:

a.         de bescherming van de persoonlijke veiligheid of de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;

b.         de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.

3.         De directeur kan aan de toestemming voorwaarden verbinden met het oog op een belang als bedoeld in het tweede lid.

5.         De directeur kan de toestemming intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het tweede lid of indien de gedetineerde een bepaalde voorwaarde niet nakomt. […]

7.         In de huisregels worden nadere regels gesteld omtrent het verblijf van kinderen in de inrichting.

 

Artikel 57, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pbw luidt als volgt:

            De directeur stelt de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent de weigering of intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen, bedoeld in artikel 12.

 

In de huisregels van de locatie Ter Peel is onder “2.1 Uw afdeling” bepaald:

            Toestemming voor verblijf van een kind in detentie wordt slechts verleend wanneer de moeder instemt met de bijzondere voorwaarden. De afdeling/medische dienst kan u hierover aanvullende informatie verstrekken.

 

Formele punten

De beroepscommissie merkt allereerst twee formele punten op. In de eerste plaats is niet gebleken dat klaagster is gehoord door de directeur, vóórdat hij heeft beslist dat zij haar dochter niet meer in de inrichting mocht onderbrengen. Dat is al voldoende voor het oordeel dat beklag d. gegrond had moeten worden verklaard.

 

Daarnaast zijn in de huisregels van de locatie Ter Peel nauwelijks nadere regels gesteld over het verblijf van kinderen in de inrichting (zoals bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Pbw). Er is wel iets bepaald over kinderopvang, maar bijvoorbeeld niet over de voorwaarden waaraan een gedetineerde moet voldoen (zoals bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Pbw). Over deze ‘bijzondere voorwaarden’ wordt slechts vermeld dat aanvullende informatie kan worden verkregen bij de afdeling of de medische dienst. De beklagrechter heeft overwogen dat hij ambtshalve bekend is met een ondertekende verklaring van klaagster waarin deze bijzondere voorwaarden staan. De beroepscommissie beschikt hier echter niet over. Het had op de weg van de directeur gelegen om de verklaring en/of de bijzondere voorwaarden over te leggen (of, nog wenselijker: om deze alsnog op te nemen in de huisregels).

 

Inhoudelijke beoordeling

Nog los van de precieze inhoud van de ‘bijzondere voorwaarden’, begrijpt de beroepscommissie dat van gedetineerden die in het MKH verblijven een bijzondere verantwoordelijkheid wordt verwacht, omdat een verblijf gepaard gaat met bepaalde vrijheden, en toezicht dat meer op afstand is. Op basis van de stukken wordt in dit kader voldoende aannemelijk dat klaagster in dit opzicht niet voldeed aan wat er van haar werd verwacht. De beroepscommissie ziet daarbij geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de schriftelijke verslagen.

 

Klaagsters gedrag rechtvaardigt naar het oordeel van de beroepscommissie de conclusie dat de handhaving van de orde in de inrichting zich verzette tegen een langer verblijf van haar dochter in de inrichting (vergelijk RSJ 14 oktober 2022, 22/27666/GB). Het gaat dan niet alleen om de concrete gedragingen op 4 april, 5 mei en 29 juni 2021, maar ook om klaagsters gedrag in bredere zin. Daarover wordt geschreven dat zij haar eigen plan trok, de regels naar haar hand probeerde te zetten, veel weerstand bood en personeel tegen elkaar uitspeelde.

 

De beroepscommissie hecht eraan op te merken dat zij heel goed begrijpt dat het voor klaagster én haar dochter zeer ingrijpend is geweest dat klaagsters dochter niet meer in de inrichting mocht verblijven. Het was wenselijk geweest als de directeur daar ook explicieter aandacht aan had besteed (vergelijk RSJ 1 juli 2022, 21/24124/GB). Toch is dat – alles afwegend – onvoldoende zwaarwegend om te kunnen oordelen dat de directeur niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de toestemming, als bedoeld in artikel 12 van de Pbw, in te trekken. Het ligt vervolgens voor de hand dat klaagster intern werd overgeplaatst, omdat het MKH waar zij verbleef is bedoeld voor gedetineerden bij wie een kind is ondergebracht.

 

Conclusie

De beroepscommissie zal het beroep inzake beklag c. ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

De beroepscommissie zal het beroep inzake beklag d. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren (omdat klaagster niet is gehoord). De beroepscommissie ziet in dit verband ook aanleiding om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €25,-.

 

Beklag e. (medische zorg)

Het beroep bevat geen redenen die (expliciet) zien op de niet-ontvankelijk verklaring van klaagster in beklag e. Het beroep voldoet in zoverre dus niet aan de eis van artikel 69, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal klaagster daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.

 

Beklag f. (valsheid in geschrifte)

De beroepscommissie is, net als de beklagrechter, van oordeel dat geen beklag kan worden ingesteld tegen valsheid in geschrifte door de directeur en/of een verpleegkundige of een ander personeelslid. Hiervan kan klaagster – als zij dat wil – aangifte doen bij de politie. Klaagster is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in dit beklag. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

 

Tot slot

De beklagrechter heeft overwogen dat een schriftelijk verslag ‘op ambtseed’ wordt opgemaakt, maar dit moet ‘naar waarheid’ zijn (vergelijk RSJ 5 augustus 2022, 21/22962/GA).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep inzake beklag e.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b., c. en f. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart deze klachten alsnog gegrond.

 

De beroepscommissie kent aan klaagster een tegemoetkoming toe van €70,-.

 

Deze uitspraak is op 1 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven