Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27533/GA, 13 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/27533/GA

             

Betreft [klager]

Datum 13 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij onheus is bejegenend door personeel van de inrichting.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 17 mei 2022 het beklag ongegrond verklaard (R-2022-109). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Volgens klager heeft een medewerker van de technische dienst hem bij zijn geslachtsdeel vastgepakt, terwijl klager in zijn bed in zijn cel lag te slapen. Klager is abrupt wakker geworden omdat hij iets ongepast bij zijn geslachtsdeel voelde, door klagers reactie zou de medewerker (die in het gezelschap van een collega en een PIW-er was) pas hebben opgemerkt dat klager in zijn bed lag. Klager kan zich niet voorstellen dat geen van drieën hem heeft zien liggen in het bed. Ook kan hij niet begrijpen waarom de reparatie van het prikbord – waarvoor de medewerkers van de technische dienst in zijn cel waren – niet van tevoren was aangekondigd en werd uitgevoerd terwijl het licht in de cel uit was en de gordijnen bovendien gesloten waren.

De directeur heeft zijn algemene zorgplicht om de veiligheid van gedetineerden te garanderen hiermee ernstig verzuimd. Zowel de feitelijke gedraging van de medewerker valt onder de zorgplicht van de directeur, alsook het doen van onderzoek naar het incident en het bieden van een gedegen uitleg.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De medewerkers van de technische dienst en de PIW-er hebben zich kenbaar gemaakt voordat zij klagers cel betraden. Zij hebben het licht in de cel aangedaan, maar hebben niet gezien dat klager in bed lag. Eén van de medewerkers van de technische dienst reikte over het onderste bed (klagers bed) naar het prikbord en zag toen klagers hoofd onder het dekbed vandaan komen. Deze medewerker schrok hiervan en trok zich meteen terug van het bed. Door deugdelijk onderzoek te verrichten naar het incident is voldaan aan de zorgplicht. Er was geen sprake van grensoverschrijdend gedrag door de desbetreffende medewerker.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan alleen beklag worden ingesteld tegen een beslissing van de directeur (of de weigering of het verzuim om een beslissing te nemen). Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet het handelen en nalaten van het inrichtingspersoneel in het kader van de uitoefening van zijn taak in beginsel worden gezien als handelen door of namens de directeur, waartegen ook beklag openstaat, tenzij er sprake is van ‘puur feitelijk handelen’. In zo’n geval kan slechts beklag worden ingesteld, als de directeur zijn zorgplicht schendt – kort gezegd: als de directeur zich onvoldoende inspant om de rechten van gedetineerden te waarborgen, bijvoorbeeld door niet op te treden tegen bepaald (structureel) feitelijk handelen (vgl. RSJ 30 september 2021, R-20/8248/GA). Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft hetgeen waarover klager zich beklaagt – voor zover klagers geslachtsdeel daadwerkelijk is aangeraakt door de medewerker van de technische dienst en zonder afbreuk te willen doen aan de wijze waarop klager een en ander heeft beleefd – puur feitelijk handelen van het personeelslid en is niet gebleken van schending van de zorgplicht door de directeur. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dan ook geen sprake van een beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 60 van de Pbw. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

 

Deze uitspraak is op 13 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. T.L. Hokken, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven