Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27065/GA, 12 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Nummer          22/27065/GA

 

Betreft [klager]

Datum 12 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen (zo begrijpt de beroepscommissie) de vermissing van kleding uit zijn cel.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 9 maart 2022 het beklag ongegrond verklaard (VU 2021/1282). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. F.H.J. de Graaf, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is zijn kleding voor de tweede keer kwijtgeraakt. Het ging om twee boxershorts en een paar sokken. De reactie van de directeur is merkwaardig, nu klager ditmaal zijn kleding op een andere locatie is kwijtgeraakt. Klagers kleding is namelijk uit het niets verdwenen uit zijn cel. De beklagcommissie is aldus op grond van foutieve informatie tot een ongegrondverklaring gekomen.

 

Klager heeft zich de hele tijd conform de regels van de PI Vught gedragen en alle maatregelen getroffen die binnen zijn macht liggen om zijn goederen veilig op te bergen. Klager heeft niet opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld. Het is een gegeven dat de detentiesituatie grote verschillen vertoont ten opzichte van de vrije samenleving om welke reden klager ook voor het veiligstellen van zijn spullen deels afhankelijk is van de directeur. De directeur heeft steken laten vallen in het kader van zijn toezichttaak. Het zoekraken van de kledingstukken komt voor rekening en risico van de directeur. De schade bedraagt naar schatting een paar tientjes.

 

Er is niet naar behoren gezocht door het personeel. Nu de directeur in eerste instantie uitging van een andere situatie, te weten het zoekraken van kleding nadat gebruik was gemaakt van het wassen, kan geen waarde worden gehecht aan de bewering dat na de melding grondig is gezocht zonder nadere onderbouwing. Klager was namelijk in eerste instantie niet eens op de hoogte van waar de kleding was zoekgeraakt, laat staan dat, zonder de nodige achtergrondinformatie, goed kan zijn gezocht. Verzocht wordt aan klager een passende compensatie te doen toekomen.

 

Standpunt van de directeur

Klager heeft in de beklagprocedure niet aangegeven dat hij kleding uit zijn cel is kwijtgeraakt. Ook is er naar aanleiding van het verweerschrift geen nadere informatie vanuit klager of zijn raadsvrouw gekomen. Nu klager in beklag enkel stelt dat hij zijn kleding voor de tweede keer is kwijtgeraakt, is ervan uitgegaan dat het, net zoals de vorige keer, om kleding uit de wasmachine ging.

 

Na melding van de vermissing van de boxershorts en sokken is hiernaar door het afdelingspersoneel en afdelingshoofd met grote inspanning gezocht, waarbij verder is gekeken dan alleen de ruimte rondom de wasmachines. Ook de verblijfsruimten van de medegedetineerden zijn gecontroleerd. Dat de directeur niet precies weet waar de kleding is zoekgeraakt doet hier niet aan af. De kledingstukken zijn nimmer teruggevonden, ook niet in een cel van een medegedetineerde.

 

3. De beoordeling

Klager stelt dat boxershorts en sokken uit zijn cel zijn verdwenen.

 

Het uitgangspunt is dat een gedetineerde zelf verantwoordelijk is voor de privé-eigendommen die hij of zij tijdens de detentie onder zich heeft. Dit volgt eveneens uit hoofdstuk 9.2 van de huisregels van de PI Vught. Onder bijzondere omstandigheden kan die verantwoordelijkheid overgaan op de directeur (zie bijvoorbeeld RSJ 29 april 2020, R-20/6019/GA). Nu klager zelf (in beroep) stelt dat de kledingstukken uit zijn cel zijn verdwenen, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van een situatie waarin de verantwoordelijkheid voor de kledingstukken is overgegaan op de directeur en kan de directeur in dit kader dus geen verwijt worden gemaakt.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 12 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven