Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25452/GA, 19 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25452/GA

 

Betreft Klager

Datum 19 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van Klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn jas na een interne overplaatsing.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 16 december 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (AR 2021/794). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verbleef in quarantaine op een ‘corona-afdeling’. Na een negatieve test is hij overgeplaatst naar een andere afdeling. Daarbij is klager zijn jas vergeten. Toen klager na ongeveer 15 minuten hier achter kwam, heeft hij dat aangegeven. Het personeel is niet meteen gaan kijken. Pas na een paar dagen is een bewaarder voor klager gaan kijken, zijn jas was spoorloos. Klager heeft meerdere malen het afdelingshoofd hierop aangesproken en gevraagd de camerabeelden te bekijken. Dit zou worden gedaan, maar is uiteindelijk niet gebeurd.  Klager was de enige op de afdeling, daar was niemand anders. Een bewaarder heeft de jas weggehaald. Klager wil zijn jas terug of de waarde ervan vergoed zien.  Het ging om een jas van het merk The North Face ter waarde van €200,-.

 

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar het verweerschrift van 17 november 2021 voor de beklagrechter. Elke gedetineerde is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen goederen/kleding. De inrichting is niet verantwoordelijk. Dit geldt voor alle gedetineerden. De klacht is niet-ontvankelijk.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat een gedetineerde kan klagen over de vermissing van voorwerpen tijdens de detentie. Klager klaagt over de vermissing van een jas na een interne overplaatsing. Klager kan daarom worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en de beroepscommissie zal de klacht (alsnog) inhoudelijk beoordelen.

De beroepscommissie stelt voorop dat de gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijkheid draagt voor de privé-eigendommen die hij tijdens de detentie onder zich heeft, zoals in dit geval een jas. Onder bijzondere omstandigheden kan die verantwoordelijkheid overgaan op de directeur (zie bijvoorbeeld RSJ 29 april 2020, R-20/6019/GA en RSJ 23 februari 2011, 10/2650/GA).

De beroepscommissie merkt op dat geen informatie beschikbaar is over de omstandigheden waaronder klager uit quarantaine is geplaatst. Zo is onduidelijk of klager zelf zijn spullen heeft mogen inpakken, of dat het personeel zijn spullen heeft ingepakt en of zij hiervan verslag hebben gedaan en hoe door het personeel is gereageerd op klagers stelling dat hij vrijwel direct na zijn interne overplaatsing heeft aangegeven dat hij zijn jas was vergeten. Ook gaat de directeur in zijn verweer niet in op klagers stelling dat hij op de betreffende afdeling de enige gedetineerde was en dat hij het personeel heeft verzocht de camerabeelden te bekijken.

Zonder tegenspraak of enig onderzoek door de directeur op de voor klager essentiële onderdelen van zijn klacht, moet het er naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval voor worden gehouden dat een en ander is gegaan zoals door klager is gesteld. De beroepscommissie stelt daarom vast dat klager na zijn overplaatsing direct aan het personeel heeft aangegeven zijn jas te zijn vergeten, die hing volgens klager nog in de kast in zijn cel. Pas na een paar dagen is hierop gereageerd, maar toen is er geen jas aangetroffen. Tegen deze achtergrond moet de directeur (mede)verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van de jas. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Als sprake is van schade en deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen. Door klager zijn geen aankoopbewijzen overgelegd van de jas die hij stelt te missen. Voor het verkrijgen van een volledige schadevergoeding staan voor klager andere wegen open. De beroepscommissie stelt de tegemoetkoming vast op €15,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

Deze uitspraak is op 19 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven