Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25539/GA, 11 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25539/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 11 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag van een urinecontrole, ingaande op 1 september 2021.

 

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 18 januari 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €30,- (ZS-ZO-2021-000260). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. J.M. Buchel in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij het standpunt dat klager niet-ontvankelijk in zijn beklag had moeten worden verklaard, nu in het klaagschrift meermaals wordt gesproken over een opgelegde ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel, terwijl ten aanzien van klager niet een dergelijke beslissing is genomen. Klager heeft zich dan ook niet beklaagd over een door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw). Klagers raadsman (ten tijde van de behandeling van het beklag) heeft vanaf de uitspraak op het door klager ingediende schorsingsverzoek van 6 september 2021 ruimschoots de gelegenheid gehad om een nieuw klaagschrift in te dienen, nu de directeur in de schorsingsprocedure reeds kenbaar heeft gemaakt dat sprake was van een misverstand. Van een raadsman mag worden verwacht dat hij handelt naar zijn geformuleerde juridische onjuistheid.

 

Voor zover klager volgens de beroepscommissie terecht in zijn beklag is ontvangen, geldt dat – anders dan klagers raadsman in beklag heeft aangevoerd – geen sprake kan zijn van beïnvloeding van de uitslag van de urinecontrole door het gebruik van slaapmiddelen. Klager heeft ter zitting van de beklagrechter zelf verklaard geen slaapmedicatie te gebruiken en in zijn cel zijn ook geen slaapmiddelen aangetroffen. Bovendien heeft navraag bij de medische dienst – zoals de directeur ter zitting van de beklagrechter reeds naar voren heeft gebracht – uitgewezen dat klager geen medicatie (heeft) gebruikt die de positieve uitslag van de urinecontrole heeft kunnen beïnvloeden.    

 

Standpunt van klager

Klager is terecht in zijn klacht ontvangen. Het gaat er immers om dat uiteindelijk duidelijk wordt tegen welke beslissing een klacht is gericht. Dat is in het onderhavige geval de beslissing om klager voor de duur van drie dagen op te sluiten in de eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie van 1 september 2021 tot en met 4 september 2021. Ter zitting van de beklagrechter is nogmaals bevestigd dat de klacht tegen dit besluit is gericht. Dat in het klaagschrift per abuis over een ordemaatregel in plaats van een disciplinaire straf is gesproken, maakt dit niet anders. Er was sprake van een vergissing die tijdens de beklagzitting is rechtgezet.

 

Het beklag is terecht gegrond verklaard, nu de beroepscommissie (de beroepscommissie begrijpt: de beklagrechter) de directeur herhaaldelijk heeft verzocht om de uitslagen van de urinecontroles aan te leveren. Dat is niet gebeurd en tot op heden is alleen het schriftelijk verslag van 31 augustus 2021 aangeleverd. Daardoor is nog altijd niet te toetsen of de disciplinaire straf terecht is opgelegd. Van de directeur mag worden verwacht dat beslissingen zorgvuldig worden genomen en dat iets simpels als een uitslag van een urinecontrole zo aan te leveren is, zodat geen twijfel bestaat over de grondslag van een ingrijpende disciplinaire straf. Nu de directeur de gegevens nog altijd niet kan aanleveren, dient de uitspraak van de beklagrechter te worden bevestigd.  

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

De directeur stelt zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk in zijn beklag had moeten worden verklaard, omdat de raadsman die hem ten tijde van de behandeling van het beklag bijstond in het klaagschrift heeft benoemd dat klager “in een afzonderingscel is geplaatst voor de duur van drie dagen”, “in isolatie is geplaatst” en dat “de maatregel” onzorgvuldig zou zijn, terwijl aan klager niet een ordemaatregel, maar een disciplinaire straf van plaatsing in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd. De duur van die plaatsing en de gronden daarvan zoals in het klaagschrift zijn benoemd komen evenwel overeen met die van de aan klager opgelegde disciplinaire straf. Uit de stukken blijkt ook niet van enige onduidelijkheid bij partijen over de beslissing waarover wordt geklaagd. In de beslissing op het namens klager ingediende verzoek om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde disciplinaire straf is immers al vastgesteld dat het ging om een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel en ook in de beklagprocedure is deze kwestie aan de orde geweest, waarbij geen twijfel heeft bestaan over de beslissing waarover wordt geklaagd. Gelet daarop is naar het oordeel van de beroepscommissie voldaan aan het bepaalde in artikel 61, derde lid, van de Pbw, zodat klager terecht in zijn beklag is ontvangen.

 

Inhoudelijk 

Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd in verband met de positieve uitslag van een bij hem uitgevoerde urinecontrole op benzodiazepines. Uit het door de directeur overgelegde en naar waarheid opgemaakte schriftelijke verslag blijkt dat na controle door het laboratorium – ook na het herhalingsonderzoek – een uitslag van 1481 ug/l op benzodiazepines is vastgesteld. Blijkens de beklaguitspraak heeft de raadsman eerder aangegeven dat klager slaapmedicatie gebruikte. Navraag bij de medische dienst leert volgens de directeur dat klager geen (slaap)medicatie gebruikte die de uitslag van de controle kon beïnvloeden. Klager heeft dit niet weersproken en ten overstaan van de beklagrechter ook te kennen gegeven geen slaapmedicatie te gebruiken. Bovendien heeft klager tijdens de beklagzitting kennelijk de uitslagen van de urinecontrole bij zich gehad, nu hij de uitslag van de urinecontrole en het herhalingsonderzoek ter zitting heeft opgenoemd. Klager heeft het resultaat van de urinecontrole in de kern niet betwist en heeft tegen de (uitslag van de) urinecontrole geen klacht ingediend. Het vorenstaande in samenhang met elkaar bezien maakt dat de beroepscommissie in afwijking van het oordeel van de beklagrechter in dit geval tot de conclusie komt dat het ontbreken van de onderliggende documenten van de urinecontrole er niet toe leidt dat moet worden geconcludeerd dat ten onrechte aan klager een disciplinaire straf is opgelegd. De beroepscommissie acht in dit geval op basis van het dossier voldoende aannemelijk dat klager positief heeft gescoord op benzodiazepine.

 

Daarbij merkt de beroepscommissie nog op dat het haar bevreemdt dat de directeur ervoor heeft gekozen om, ondanks de meermalen gedane verzoeken daartoe, de uitslag van de urinecontrole niet aan de beklagrechter te doen toekomen.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om aan klager de bestreden disciplinaire straf op te leggen voor de positieve uitslag van de bij hem uitgevoerde urinecontrole niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag van de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 11 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven