Nummer 22/29792/GA
Betreft [klager]
Datum 8 mei 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 19 april 2022 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).
De beklagcommissie bij de PI Arnhem heeft op 28 september 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €100,- (A-2022-233). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
Klagers raadsman mr. Y. Bouchikhi heeft zich op 14 januari 2023 onttrokken.
De beroepscommissie heeft de beklagcommissie gevraagd om de in beroep ontbrekende stukken (die in de beklagprocedure waren overgelegd) toe te sturen. De beklagcommissie heeft de stukken op 7 februari 2023 en 21 februari 2023 toegestuurd. De beroepscommissie heeft deze ter kennisgeving toegestuurd aan klager.
De beroepscommissie heeft […], waarnemend vestigingsdirecteur van de PI Arnhem, de landsadvocaat mr. M. Beekes en klager gehoord op de digitale zitting van 24 februari 2023. […], toegevoegd managementlid van de PI Arnhem, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Op 13 april 2022 heeft het Operationeel Overleg (OO) klager de GVM-status ‘verhoogd’ gegeven met alleen nog de indicatie ‘(risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde’ (hierna: liquidatiegevaar). Het OO heeft op basis van concrete en actuele feiten vastgesteld dat er sprake is van liquidatiegevaar. Het OO is een gezaghebbend en intercollegiaal overleg met deskundigen van onder meer de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Openbaar Ministerie (OM) en het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP).
De directeur heeft, gelet op de beslissing van het OO en de GRIP-rapporten van 15 oktober 2021 en 13 april 2022, beslist om aan klager GVM-maatregelen op te leggen. Ten behoeve van onderhavige procedure heeft het OM in het GRIP-rapport van 1 september 2022 nog een nadere duiding gegeven en de directeur verwijst ook naar het rapport van 12 oktober 2022.
Klager wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie. Er zijn sterke aanwijzingen dat hij en zijn neef geprivilegieerd contact hebben misbruikt om gewelddadige ontvluchtingsplannen te maken en voortgezet crimineel te handelen. Klager is op de hoogte van de plannen van zijn neef. Die kennis heeft hij niet gedeeld met justitie. Vanwege klagers informatiepositie is er een groot belang dat hij zijn mond houdt, waarbij liquidatie – gezien de verdenkingen ten aanzien van de neef – een reële mogelijkheid is. Dat het OM niet bekend is met concrete en acute plannen voor klagers liquidatie (volgens de e-mail van 7 december 2021), maakt de positie van klager niet minder kwetsbaar. Er is volgens het OM een voortdurende dreiging.
De directeur mocht zich op de indicaties van het OO baseren. De directeur kon de toezichtmaatregelen opleggen na een eigen afweging tussen de belangen van klager en de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting (RSJ 17 januari 2022, 21/21068/GA).
Standpunt van klager
Klager heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op 19 april 2022 heeft de directeur toezichtmaatregelen opgelegd aan klager in verband met zijn GVM-status ‘verhoogd’ op de indicatie liquidatiegevaar. Klager beklaagt zich niet over alle opgelegde GVM maatregelen. Uit hetgeen klager ter beklagzitting heeft verteld, leidt de beroepscommissie af dat hij het niet eens is met de maatregelen:
- Bezoek achter glas;
- Per week tweemaal vijf minuten bellen in een andere taal dan Nederlands;
- Geen aanstelling in speciale baantjes;
- Vervoer Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT)/Extra Beveiligd Vervoer (EBV).
De directeur heeft zich bij de oplegging van de maatregelen gebaseerd op de indicatie vastgesteld door het OO en de rapporten van het GRIP. Volgens het OO is de indicatie liquidatiegevaar nog opportuun. Uit het GRIP-rapport van 15 oktober 2021 volgt informatie van het OM over klagers aanhouding. Hij is aangehouden op verdenking van deelname aan de criminele organisatie van zijn neef, die zich bezighoudt met witwassen, handel in verdovende middelen en voorbereiding van moord. Klagers neef kon via klager onbelemmerd met de buitenwereld communiceren en handel in drugs voortzetten. Vermoedelijk heeft klager in contact gestaan met derden om een gewelddadige ontsnapping te organiseren. Volgens de informatie van het OM heeft klagers neef aan klager gevraagd op zoek te gaan naar adresgegevens van medewerkers van de Extra Beveiligde Inrichting in verband met ontsnappingsplannen. In het rapport van 13 april 2022 staat dat het OM aangeeft dat de informatie uit het rapport van 15 oktober 2021 nog steeds van belang en actueel is. De omstandigheden die hebben geleid tot klagers GVM-status zijn niet gewijzigd.
Klagers (toenmalige) raadsman heeft aan het OM gevraagd of er sprake is van enig concreet gevaar. Het OM heeft op 7 december 2021 laten weten niet bekend te zijn met enig gevaar. In het GRIP rapport van 1 september 2022 staat een nadere toelichting van het OM. Volgens het OM is de situatie ten aanzien van liquidatiegevaar niet veranderd. Klager is volgens het OM op de hoogte van de plannen van zijn neef, heeft hierop geadviseerd en gecommuniceerd en heeft dus kennis van voor zijn neef relevante informatie. Klager heeft nog niet verklaard. Dat maakt hem volgens het OM nog steeds kwetsbaar vanwege zijn wetenschap van deze voor zijn neef belangrijke informatie.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een reëel liquidatiegevaar. Ook al was het OM op 7 december 2021 niet bekend met een concreet gevaar, het is voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een voortdurende dreiging. De informatie in de GRIP rapporten is voldoende actueel, betrouwbaar en concreet. De directeur heeft zich mogen baseren op deze informatie bij het opleggen van toezichtmaatregelen en heeft mogen uitgaan van de indicatie van een reëel liquidatiegevaar zoals vastgesteld door het OO.
Anders dan klagers raadsman destijds in het klaagschrift heeft aangevoerd, is de GVM-circulaire van 13 oktober 2010 niet van toepassing. De GVM-circulaire van 8 juli 2021 (geldend vanaf 1 augustus 2021) is van toepassing. In deze circulaire worden er geen specifieke maatregelen opgesomd die horen bij de status verhoogd. De directeur dient een eigen afweging te maken en een sluitend en samenhangend pakket van maatregelen te nemen c.q. op te leggen.
Volgens de directeur is het vanwege het liquidatiegevaar van belang om klagers contacten met de buitenwereld te monitoren. De maatregel individueel bezoek met toezicht is gelet daarop opgelegd. Klagers vrouw en kinderen mogen hem bezoeken in een spreekkamer zonder glas en ander bezoek dient plaats te vinden achter glas. De directeur heeft ter beklagzitting toegelicht dat er vanuit de familie toch gevaarzetting is. De maatregel per week tweemaal vijf minuten bellen in een andere taal dan Nederlands is opgelegd in verband met het uitluisteren van de gesprekken en de beschikbare middelen. Klager kan geen speciaal baantje krijgen, omdat het vooral baantjes betreft waarbij de gedetineerde vrij kan bewegen en toezicht dan niet mogelijk is. De maatregel vervoer met het BOT/EBV is opgelegd, omdat dit als zodanig is bepaald door de Dienst Vervoer en Ondersteuning.
De maatregelen waar klager zich over beklaagt zijn naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende gemotiveerd. De directeur heeft ook een eigen afweging gemaakt waarbij hij klagers belangen heeft meegewogen.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 8 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter