Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30821/GA, 13 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30821/GA

               

Betreft [Klager] (hierna: klager)

Datum 13 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

De directeur heeft op 3 november 2022 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: b dwangbehandeling), ingaande op 3 november 2022 en eindigend op 17 november 2022.

 

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij het PPC Scheveningen heeft op 5 december 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (SC 2022/261). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], directeur Zorg en Behandeling bij het PPC Scheveningen, […], juridisch medewerker bij het PPC Scheveningen, klager en zijn raadsman mr. R. Jethoe gehoord op de zitting van 16 maart 2023 in het Justitieel Complex Zaanstad. Het lid van de beroepscommissie drs. A.C. Djadoenath was niet ter zitting aanwezig, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting. Partijen hebben aangegeven geen bezwaar hiertegen te hebben.

 

Als toehoorders waren aanwezig mr. A.B. Baumgarten, lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ, mr. L. van der linden, secretaris bij de RSJ, en een stagiair van klagers raadsman.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De gegrondverklaring van klagers beklag door de beklagcommissie berust op drie gronden. Allereerst zou er geen samenvatting van het behandelplan zijn overgelegd. Op de dag van klagers binnenkomst in het PPC Scheveningen, te weten 2 november 2022, is een initieel behandelplan opgemaakt. In dat kader heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden en is dat behandelplan met klager besproken. In de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn is vastgesteld dat er iets met klager aan de hand was, hetgeen na het kennismakingsgesprek ook in het PPC Scheveningen werd gezien en indicatie gaf voor een medicamenteuze behandeling. Dat heeft klager toen op vrijwillige basis geweigerd. Op 3 november 2022 deed zich een incident voor, waarbij de psychiater die klager die dag heeft gezien, heeft beoordeeld dat er sprake was van acuut gevaar. Diezelfde psychiater heeft vervolgens een advies voor de directeur opgesteld. Hierbij heeft de psychiater abusievelijk een ander formulier gebruikt, waardoor de woorden ‘samenvatting behandelplan’ ontbreken. Inhoudelijk behelst het advies een samenvatting van het (initiële) behandelplan, waarin inhoudelijk voldoende is onderbouwd wat de diagnose en de gevaren zijn.

Ten tweede zou informatie ontbreken over of en op welke wijze het behandelplan met klager is besproken. Klager is bij herhaling door zijn behandelaren benaderd voor een gesprek, zowel direct na binnenkomst als na zijn plaatsing in een afzonderingscel. Om klager de gelegenheid te geven om alsnog te kiezen voor een medicamenteuze behandeling, daar hij bij het kennismakingsgesprek aangaf vrijwillige inname van medicatie te weigeren, is hem een antipsychoticum in tabletvorm voorgeschreven. Klager heeft geweigerd dit in te nemen. Na de plaatsing in een afzonderingscel is klager meermaals benaderd door zijn behandelaren en is hem gevraagd in gesprek te gaan. Klager weigerde dit en hem is medegedeeld dat hij medicamenteus moest worden behandeld voor zijn psychiatrische toestand. Toen klager vervolgens opnieuw weigerde in gesprek te gaan met zijn behandelaren, is hem gezegd dat er vanwege het acute gevaar moest worden overgegaan tot een b-dwangbehandeling. Doordat klager weigerde in gesprek te gaan, kon er ook geen rekening worden gehouden met zijn voorkeuren ten aanzien van de (medicamenteuze) behandeling.

 

Ten derde zou het gevaar dat door klager wordt veroorzaakt onvoldoende zijn onderbouwd. De onderbouwing van het gevaar dat door klager werd veroorzaakt, is in het advies van de psychiater opgenomen. Gelet op het in het advies omschreven gedrag, de justitiële voorgeschiedenis van geweld en het huidige tenlastegelegde, was er ten tijde van de toepassing van de b-dwangbehandeling sprake van gevaar voor agressie naar derden. Als een gedetineerde enkel ‘yo’ zegt, dan wordt deze niet naar de grond gewerkt en in afzondering geplaatst, zoals klager stelt. Klager stond vanwege zijn psychiatrisch toestandsbeeld op een boeienregime en een viermansbenadering. Daarnaast was er sprake van gevaar voor zelfverwaarlozing. Zonder medicamenteuze behandeling was er geen verbetering van het psychiatrisch toestandsbeeld te verwachten. Er werd bij klager een psychose gezien met katatone kenmerken. Directe behandeling daarvan is noodzakelijk.

 

Het toedienen van de dwangmedicatie is in het bijzijn van de directeur en de psychiater gebeurd. Met betrekking tot de verwijzing door de raadsman naar het tijdstip van 19:17 uur, geldt dat dit het tijdstip betrof waarop de psychiater diens aantekening heeft geregistreerd in klagers dossier. De verwijzing door de raadsman naar het tijdstip van 11:23 uur betreft het tijdstip waarop de inrichtingsarts de aantekening heeft gemaakt welke medicatie zal worden toegediend. Vóór de toediening van de dwangmedicatie heeft de psychiater een advies opgesteld en voorgelegd aan de directeur en heeft de directeur de beslissing genomen tot het toepassen van de b-dwangbehandeling. In klagers geval is aldus niet buiten de wettelijke kaders gehandeld.

 

De dwangmedicatie die klager is toegediend, heeft helaas forse bijwerkingen opgeleverd. Hierop is aan klager andere medicatie gegeven. Na de toediening van de dwangmedicatie werd gezien dat het snel beter ging met klager. Na de b-dwangbehandeling is de medicatie voortgezet, maar op vrijwillige basis. Er is geen noodzaak gezien om alsnog een a-dwangbehandeling in te zetten.

 

Standpunt van klager

Volgens de beslissing tot het toepassen van de b-dwangbehandeling zou de b-dwangbehandeling stoppen op 17 november 2022. Het depot werd klager echter ook na 17 november 2022 toegediend en ging door tot en met de beklagzitting bij de beklagcommissie van 5 december 2022. Klager heeft veel hinder ondervonden van de antipsychotica. Hij kreeg veel last van bijwerkingen en was er geestelijk niet bij. Klager heeft na de beklagzitting dwangmedicatie actief geweigerd en is hem sindsdien ook niet meer toegediend. Het gaat momenteel veel beter met klager. Hij is weer helder en opgewekt. De opleving van klager is ook opgemerkt in de inrichting, zoals blijkt uit een verslag van de inrichtingspsycholoog van 11 januari 2023.

 

De directeur heeft met betrekking tot het behandelplan verschillende standpunten ingenomen over het niet overleggen hiervan. Er worden verschillende kwalificaties gegeven aan het advies van de psychiater, maar het behandelplan zelf wordt niet overgelegd. Na het volledige medische dossier van klager te hebben ontvangen vanuit de inrichting, blijkt dat er op 3 november 2022 geen behandelplan lag. Het enige document dat als behandelplan zou kunnen worden gekwalificeerd, dateert van 2 december 2022. Door de directeur wordt gesteld dat een samenvatting van het behandelplan in het advies van de psychiater is opgenomen, welke de gestelde diagnose, een beschrijving van de gedragingen en symptomen, een beschrijving van de getroffen interventies en een beschrijving van de aangeboden behandeling zou bevatten. In het advies van de psychiater valt echter niets te lezen over de diagnose, welke therapeutische middelen zullen worden toegepast en de proportionaliteit en subsidiariteit.

 

Uit het medische dossier van klager blijkt verder het volgende. Op 3 november 2022 is om 11:00 uur getracht met klager te spreken. Klager wilde toen kennelijk niet in gesprek gegaan. Dat is ook niet vreemd, gelet op de hardhandige wijze waarop hij net daarvoor in een afzonderingscel was geplaatst. Er is vervolgens om 11:23 uur dwangmedicatie toegediend. Het advies aan de directeur is pas om 19:17 uur opgesteld. De psychiater die het advies heeft opgesteld, heeft klager niet gezien of gesproken voor de toediening van de dwangmedicatie. Er was bovendien al gehandeld voordat het advies bij de directeur terecht kwam en voordat de directeur de beslissing tot het toepassen van de b-dwangbehandeling had genomen. Er is derhalve onjuist gehandeld. Getracht is om dit recht te trekken door achteraf een advies op te stellen en de volgende dag de mededeling inzake het toepassen van de b-dwangbehandeling te doen.

 

De stelling van de directeur dat met betrekking tot het bespreken van het behandelplan met klager meerdere malen is getracht om klager te bewegen om antipsychotica in te nemen, is gelet op het voorgaande onjuist. Als dit al juist zou zijn geweest, dan is dit allerminst het bespreken van een behandelplan. Daarvoor is meer nodig.

 

De directeur omschrijft het gevaar voor agressie naar derden onjuist. Klager is op 2 november 2022 vanuit de PI Alphen geplaatst in het PPC Scheveningen. Klager was niet bekend met de namen van het personeel in het PPC Scheveningen. Op de dag van aankomst heeft klager een personeelslid aangesproken met ‘yo’. Het personeelslid reageerde daarop geagiteerd en gaf aan dat hij niet ‘yo’ heet, maar gaf tegelijkertijd desgevraagd niet aan wat zijn naam dan wel was. In de ochtend van 3 november 2022 kwam klager het desbetreffende personeelslid weer tegen en wist hij nog steeds zijn naam niet. Klager heeft het personeelslid toen weer aangesproken met ‘yo’. Het personeelslid gaf weer geagiteerd aan dat hij niet ‘yo’ heet, maakte zich vervolgens groot tegenover klager en schakelde beveiliging in. Klager werd door meerdere mensen op de grond gegooid en is vervolgens in een afzonderingscel geplaatst. Aldaar is klager nog dezelfde ochtend in depotvorm een antipsychoticum toegediend. Uit niets blijkt dat klager daadwerkelijk agressief is geweest. Verder noemt de directeur het gevaar voor zelfverwaarlozing. Dat er sprake zou zijn van een psychose staat niet in het advies van de psychiater. De aanwezigheid hiervan is ook onaannemelijk als wordt gekeken naar de bevindingen van de psychiater tijdens het voorgeleidingsconsult van 24 augustus 2022 en het feit dat klager het al ruim drie maanden uitstekend doet zonder medicatie. Ook indien sprake zou zijn geweest van een psychose, dan betekent dat niet dat er sprake is van gevaar jegens derden. De verwijzing naar de katatone kenmerken strookt ook niet met de situatie waarvoor klager in afzondering is geplaatst en uiteindelijk de dwangmedicatie is toegediend. Gevaar voor zelfverwaarlozing mag tot slot geen reden zijn voor het toepassen van een b-dwangbehandeling.

 

3. De beoordeling

Formaliteiten

De beklagcommissie heeft – kort gezegd – overwogen dat er aan de beslissing tot het toepassen van de b-dwangbehandeling formele gebreken kleven, namelijk dat er geen (uittreksel van het) behandelplan is overgelegd en dat er informatie ontbreekt over of en op welke wijze het behandelplan met klager is besproken en over of en op welke wijze rekening is gehouden met klagers voorkeuren ten aanzien van de behandeling. De beroepscommissie overweegt daarover als volgt.

 

De directeur heeft met betrekking tot het behandelplan, zoals bedoeld in artikel 21b en artikel 22 van de Penitentiaire maatregel (Pm), aangevoerd dat bij binnenkomst van klager een initieel behandelplan is opgesteld en dat het advies van de psychiater hier een samenvatting van behelst, zij het dat de psychiater abusievelijk een verkeerd formulier heeft gebruikt waardoor de woorden ‘samenvatting behandelplan’ ontbreken. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan uit de overgelegde stukken de voor een beoordeling benodigde informatie worden verkregen en kan het advies van de psychiater als tevens een samenvatting van het behandelplan worden aangemerkt. Dat geen (uittreksel van het) behandelplan is overgelegd, wordt gelet hierop niet gevolgd.

 

Op grond van artikel 22e, vijfde lid, aanhef en onder d, en artikel 22e, zesde lid, van de Pm zendt de directeur met de melding inzake een beslissing tot het toepassen van een b-dwangbehandeling een afschrift van de beslissing mee waarin wordt vermeld de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van de gedetineerde ten aanzien van de behandeling en welke pogingen zijn gedaan om tot overeenstemming over het behandelplan te komen. In de beslissing tot het toepassen van de b-dwangbehandeling zijn beide aspecten behandeld. Dat deze informatie zou ontbreken, wordt dan ook niet gevolgd. Dat uiteindelijk niet rekening kon worden gehouden met klagers voorkeuren en geen overeenstemming kon worden bereikt over het behandelplan doordat klager herhaaldelijk weigerde in gesprek te gaan, doet aan het voorgaande niet af.

 

Voordat de directeur beslist dat een b-dwangbehandeling wordt toegepast, overlegt hij op grond van artikel 22a van de Pm met de arts die de b dwangbehandeling noodzakelijk acht en met het hoofd van de afdeling waar de gedetineerde verblijft. Als de behandeling door een andere arts wordt verricht, overlegt de directeur ook met hem. Als het gevaar dat de gedetineerde veroorzaakt voortkomt uit de stoornis van zijn geestvermogens, dan overlegt de directeur ook met de psychiater die verantwoordelijk is voor de behandeling als de b-dwangbehandeling noodzakelijk wordt geacht ter afwending van gevaar dat voortvloeit uit de stoornis van klager. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt in deze overleggen nagegaan of het gevaar niet op andere wijze kan worden afgewend. Naar aanleiding van hetgeen namens klager is aangevoerd over het tijdstip van de toepassing van de b-dwanghandeling, van het opgestelde advies en van de beslissing tot het toepassen van de b-dwangbehandeling, overweegt de beroepscommissie dat het haar op grond van de stukken en de nadere toelichtingen van de directeur ter zitting afdoende is gebleken dat de directeur de bestreden beslissing heeft genomen ná de hiervoor genoemde overleggen en vóór de toepassing van de b-dwangbehandeling. De beroepscommissie zal in dat kader voorbijgaan aan de kennelijk onjuiste vermelding in de beslissing tot het toepassen van de b-dwangbehandeling dat de directeur pas op 4 november 2022 de beslissing heeft ondertekend en – met terugwerkende kracht – genomen.

 

Inhoudelijk

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een b dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Bij een b dwangbehandeling moet het gaan om een situatie waarin sprake is van (dreiging van) een onmiddellijk of acuut gevaar binnen de inrichting.

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

 

Bij klager is sprake van sterke aanwijzingen voor een psychotisch toestandsbeeld met katatone kenmerken. Klager is om die reden met spoed geplaatst in het PPC Scheveningen. In de inrichting waar klager eerder verbleef, de PI Alphen, gedroeg hij zich volgens het personeel opvallend anders dan tijdens eerdere detenties, was hij slechter verzorgd en vervuilde hij zijn cel. Klager beschreef bij de psychiater in de PI Alphen akoestische hallucinaties en stelde zich afwerend op naar zorgverleners. Klagers stemming was dysfoor en geprikkeld en had veelal een agressieve en dreigende houding. Bij binnenkomst in het PPC Scheveningen op 2 november 2022 hield klager onderweg naar de afdeling zijn ogen gesloten, waardoor hij bijna ten val kwam en de verkeerde ruimtes dreigde binnen te lopen. Bij het psychiatrisch onderzoek werd gezien dat hij vertraagd reageerde, een sombere en geprikkelde stemming had en afwerend was in contact. Op 3 november 2022 deed zich een incident voor met het personeel. Klager maakte een achterdochtige indruk en sprak op een commanderende toon tegen het personeel. Klager gaf aan de daaropvolgende gegeven time-out geen gehoor en werd vervolgens in een afzonderingscel geplaatst. Bij de cameraobservatie werd gezien dat klager langdurig in een opmerkelijke houding stond. Klager weigerde vrijwillig medicatie in te nemen en in gesprek te gaan met zijn behandelaren.

 

De gedragsproblemen die in relatie staan tot klagers stoornis brachten volgens de psychiater het gevaar voor agressie jegens derden, het gevaar dat klager maatschappelijk ten gronde gaat en het gevaar voor zelfverwaarlozing met zich mee. Klager heeft zich dreigend en oninvoelbaar naar het personeel en de behandelaren opgesteld. Hij kon niet buiten de afzonderingscel worden begeleid. Zonder behandeling was er geen uitzicht op verbetering van klagers toestand binnen een redelijke termijn, waarbij een directe behandeling van de katatone kenmerken bovendien noodzakelijk was.

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de behandelend psychiater bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat – anders dan de beklagcommissie heeft overwogen – klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakte en dat een geneeskundige behandeling volstrekt noodzakelijk was om dit gevaar af te wenden. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van de directeur voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager b dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de toegekende tegemoetkoming komt hiermee te vervallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 13 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. C.N. Dijkstra en drs. A.C. Djadoenath, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven