Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30479/GA, 13 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/30479/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 13 april 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 19 juli 2022 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) voor de duur van zes maanden.

De beklagcommissie bij de PI Arnhem heeft op 8 november 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €60,- (A-2022-446). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft [plv. vestigingsdirecteur], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Arnhem, bijgestaan door de landsadvocaat, klager en zijn raadsvrouw mr. M.M. Koers gehoord op de zitting van 17 februari 2023 in de PI Lelystad. Als secretaris was ter zitting aanwezig [secretaris], secretaris bij het secretariaat van de RSJ. [Toegevoegd management lid], toegevoegd management lid van de PI Arnhem, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie is ten onrechte tot een gegrondverklaring van de klacht gekomen. De beklagcommissie is voorbijgegaan aan de recente plaatsing op 13 juli 2022 van klager op de GVM-lijst met de GVM-status “hoog” wegens liquidatiegevaar en (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen in detentie.

De directeur heeft deze beslissing van het Operationeel Overleg (hierna: OO) samen met het rapport van het Gedetineerden recherche informatiepunt (GRIP) van 12 juli 2022, het selectieadvies en het hoorgesprek met klager gewogen en is tot de conclusie gekomen dat oplegging van GVM-toezichtmaatregelen noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de orde en veiligheid in de inrichting (waaronder begrepen de veiligheid van klager en het inrichtingspersoneel) en het voorkomen van voortgezet crimineel handelen.

Bij een dergelijke risico-inschatting, die tot stand is gekomen in een overlegvergadering van verschillende deskundige partijen, past het nemen van maatregelen om het vastgestelde risico te beperken. Het oordeel van de beklagcommissie over de actualiteit van de feiten en omstandigheden die de directeur bij de beslissing heeft betrokken is onjuist: die informatie is nog voldoende actueel. In onderlinge samenhang bezien is die informatie, mede gelet op de recente aanhouding van klager, (ruim) voldoende om de bestreden maatregelen op te baseren.

Klager is iemand die behoort tot, of in elk geval goede contacten heeft met, een criminele organisatie. Deze criminele organisatie houdt zich bezig met zware en georganiseerde (gewelddadige) criminaliteit in relatie tot grootschalige handel in verdovende middelen. Klager is zelf al meerdere keren veroordeeld voor onder meer geweldsdelicten, drugsdelicten en vermogensdelicten. Uit de inhoud van gesprekken met een telefoon die vorig jaar in de cel van klager is gevonden, blijkt dat hij ook vanuit detentie de Opiumwet heeft overtreden. Dit is reeds door de strafrechter beoordeeld, die daarin aanleiding heeft gezien de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) met zes maanden uit te stellen. Verder wordt klager verantwoordelijk gehouden voor het verlies van een grote partij cocaïne […]. Binnen het milieu waar klager zich kennelijk in begeeft, levert dat zonder meer een aanzienlijk liquidatiegevaar op.

Dat beeld wordt versterkt door de recente aanhouding van klager voor onder meer (voorbereiding van) moord. Daarmee is ook in de openbaarheid gekomen dat hij van die moord verdacht wordt. Dat versterkt tevens de aanwijzingen van het bestaan van een liquidatierisico. Klager bevindt zich klaarblijkelijk in een milieu waarin ernstige gewelds- en levensdelicten over en weer niet worden geschuwd.

Het is niet onredelijk of onbillijk dat de directeur in het licht van het voorgaande het noodzakelijk heeft geacht aan klager toezichtmaatregelen op te leggen. De beslissing van het OO om klager in de categorie ‘hoog’ op de GVM-lijst te zetten is een recente beslissing. Aan die beslissing ligt naar het oordeel van de directeur voldoende actuele, betrouwbare en concrete informatie ten grondslag, die betrekking heeft op gebeurtenissen in de afgelopen jaren (en dus niet, zoals de beklagcommissie lijkt aan te nemen, op ‘jaren geleden’). Die ernstige gebeurtenissen hebben zich in de afgelopen tijd opgestapeld, waardoor een zorgwekkend beeld van klager steeds scherper is geworden. Dat de informatie van het Team Criminele Inlichtingen over de liquidatiedreiging uit 2019 is, doet niet af aan de actualiteit daarvan. Het GRIP brengt dit immers niet zonder reden onder de aandacht van de directeur, maar omdat dit naar het oordeel van de opsporingsautoriteiten actuele (en zorgwekkende) informatie is. Dat is ook in het OO zo beoordeeld, die als gezegd klager zelfs in de categorie met gedetineerden ten aanzien van wie een hoog risico bestaat, heeft geplaatst.

Ook de vermoedens van voortgezet crimineel handelen zijn nog actueel. De telefoons zijn in 2021 in de cel van klager gevonden. Dat is nog niet lang geleden. Bovendien is pas later gebleken dat klager daarmee voortgezet crimineel heeft gehandeld. Die informatie is dus nog steeds actueel en concreet. Dat blijkt ook uit het gegeven dat de rechtbank […] er aanleiding in heeft gezien om de v.i. uit te stellen.

Standpunt van klager

Klagers raadsvrouw heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en het woord overeenkomstig de inhoud daarvan gevoerd. Samengevat is het volgende aangevoerd.

Klager was voorafgaand aan zijn detentie in de PI Arnhem een periode gedetineerd in de PI […]. De directeur van de PI […] had aan klager geen GVM-toezichtmaatregelen opgelegd. Klager is een dag voor zijn v.i. aangehouden in een nieuwe strafzaak. Die aanhouding betreft de enige verandering ten opzichte van de periode daarvoor. De verdenking die ten grondslag ligt aan de aanhouding, gaat over feiten uit de periode vóór klagers detentie in de PI […].

Er is dus een situatie waarin er al jaren een vermeende liquidatiedreiging jegens klager zou zijn, maar waar jarenlang door justitie niet op zou zijn geacteerd en plotsklaps bij de aanhouding van klager op [datum] 2022 – nota bene tijdens detentie, op verdenking van feiten die jaren eerder zouden zijn gepleegd – zou er een zodanige dreiging zijn waardoor er zeer zware GVM-toezichtmaatregelen nodig zouden zijn. De enige maatregel die klager eerder had – vervoer met het Bijzondere Ondersteunings Team – was nota bene al afgeschaald per [datum] 2021. Dit is voor klager niet te volgen. Er is niet gemotiveerd waarom de situatie nu opeens zodanig anders is dan de jaren ervoor, wat de oplegging van deze GVM-toezichtmaatregelen zou rechtvaardigen.

Uit de beschikking volgt dat de GVM-toezichtmaatregelen zijn opgelegd vanwege liquidatiedreiging die al ruim drie jaren bekend is en voortgezet crimineel handelen in detentie, waarvan de informatie al sinds eind 2021 bekend is. In [datum] 2021 en [datum] 2021 zijn telefoons bij klager aangetroffen. Klager is daarvoor twee keer disciplinair gestraft en gedegradeerd naar het basisprogramma voor de duur van twaalf weken. Daarnaast is zijn v.i.-datum uitgesteld. De directeur was hiervan op de hoogte, toch zijn aan klager toen geen GVM-toezichtmaatregelen opgelegd. De informatie die beschikbaar is geworden naar aanleiding van onderzoek naar de aangetroffen telefoons is al sinds [datum] 2021 bekend en heeft tot [datum] 2022 niet geleid tot de oplegging van GVM-toezichtmaatregelen.

Het is juist dat klagers v.i. met zes maanden is uitgesteld, echter de rechter heeft niet vastgesteld dat met de telefoon(s) de Opiumwet is overtreden. Het Openbaar Ministerie stelt dat in die procedure, maar het blijkt niet uit het onderliggende v.i.-dossier en de rechter heeft dat ook niet als zodanig vastgesteld.

Het GRIP-rapport waarnaar wordt verwezen bevat enkel informatie over klagers aanhouding en de perikelen rondom de v.i. en oudere informatie uit 2019 die zou gaan over een liquidatiedreiging. Overigens blijkt uit de informatie niet dat de betrouwbaarheid kon worden vastgesteld. In de Mededeling oplegging van GVM-maatregelen heeft de directeur de standaardtekst opgenomen “deze maatregelen zijn allen aan u opgelegd met de bedoeling u te beschermen tegen de heersende liquidatiedreiging. Uit deze dreiging acht ik het aannemelijk dat u zichzelf en uw omgeving wilt beschermen door uzelf in brede zin te wapenen”. Deze uit andermans beschikkingen gekopieerde zinnen gaan hier helemaal niet op. Waarom zou klager zich opeens – als de informatie al betrouwbaar is – na drie jaren bewapenen en waarom is dat in de PI […] nimmer aan de orde geweest?

De directeur heeft een eigen verantwoordelijkheid bij de oplegging van GVM-maatregelen en kan niet enkel vanwege de GVM-status lukraak zeer zwaarwegende en vergaande GVM-toezichtmaatregelen opleggen. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en te toetsen of de noodzaak tot het opleggen van de maatregelen bestaat. De directeur moet toetsen of de beschikbare informatie actueel, betrouwbaar en concreet is. De directeur verwijst ter onderbouwing naar een niet vrij te raadplegen artikel op het internet. Dit kan niet bijdragen aan de beslissing van directeur. Het zou absurd zijn wanneer artikelen op internet medebepalend zouden zijn voor het opleggen van een streng regime of maatregelen in detentie ten aanzien van een gedetineerde. Dan zou iedereen als ‘journalist’ op internet berichten kunnen plaatsen en daarmee desgewenst een zekere invloed kunnen uitoefenen op de wijze van uitvoering van detentie van een gedetineerde. De stelling dat een dergelijk artikel de aanwijzingen van het bestaan van een liquidatierisico bevestigen kan klager dan ook niet volgen.

De beklagcommissie is zeer duidelijk over de actualiteit en concreetheid van de informatie: daar is namelijk geen sprake van. Volgens klager is de directeur ten onrechte gekomen tot de oplegging van GVM-toezichtmaatregelen. Ook heeft er geen maandelijkse toetsing van de maatregelen plaatsgevonden, althans klager is daarover niet gehoord en hij heeft zijn belangen niet kenbaar kunnen maken.

Klager meent dan ook dat de beklagcommissie terecht heeft geoordeeld dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard.

 

3. De beoordeling

Uit de Circulaire Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico van 8 juli 2021 (3399954) volgt dat de selectiefunctionaris namens de Minister, besluit om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen en welk risicoprofiel wordt toegekend. De selectiefunctionaris doet dit na bespreking van de gedetineerde in het OO. De beslissing om klager op de GVM-lijst te plaatsen (en eventuele voortduring daarvan) kan niet als een beslissing van de directeur in de zin van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet worden aangemerkt.

De beroepscommissie stelt voorop dat klager op de GVM-lijst is geplaatst en dat aan hem de GVM-status ‘Hoog’ is toegekend op grond van de indicaties ‘(risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde’ en ‘voortgezet crimineel handelen in detentie’. Klager is op 13 juli 2022 in het OO besproken, zo volgt uit de ‘Mededeling aan gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico’ van 19 juli 2022.

De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid waar het de oplegging van maatregelen aan gedetineerden die op de GVM-lijst zijn geplaatst betreft. Bij de oplegging van GVM-toezichtmaatregelen geldt – volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie – dat er sprake moet zijn van een noodzaak voor het opleggen van de GVM-toezichtmaatregelen, dat de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing door de directeur moet worden gehoord en dat de directeur een eigen belangenafweging dient te maken en zijn beslissing niet slechts kan baseren op de plaats en status van klager op de GVM-lijst.

De directeur heeft aan klager op 19 juli 2022 GVM-toezichtmaatregelen opgelegd die zijn gebaseerd op voormelde indicaties. In de beschikking is te lezen dat klager op [datum] 2022 in de PI […] is aangehouden op verdenking van onder meer moord in vereniging, medeplegen van voorbereidingen van moord in vereniging, handel in en het voorhanden hebben van cocaïne en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met moord. Daarnaast wordt klager volgens de directeur door anderen verantwoordelijk gehouden voor het “verlies” van […] cocaïne en zijn er eerder tijdens zijn detentie twee mobiele telefoons aangetroffen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur op grond van de door het OO aangeleverde informatie – een week voor de oplegging van de GVM-toezichtmaatregelen aan klager – op grond waarvan klager tevens op [datum] 2022 is aangehouden als verdachte, mogen aannemen dat die informatie voldoende actueel, betrouwbaar en concreet was. Dat de informatie met betrekking tot de mobiele telefoons of het verantwoordelijk houden van klager voor de “vermissing” van […] cocaïne, ziet op gebeurtenissen die zich al langer geleden hebben afgespeeld, maakt niet dat deze informatie niet meer als actueel, betrouwbaar en concreet kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur kunnen aannemen dat de hem verstrekte informatie voldoende actueel, betrouwbaar en concreet was.

Uit de beschikking van 19 juli 2022 volgt dat de directeur per maatregel heeft toegelicht waarom deze noodzakelijk is in verband met het liquidatiegevaar en voor klagers veiligheid, dan wel ter voorkoming van voortgezet handelen in detentie. De directeur heeft daarin een eigen belangenafweging gemaakt en klager voorafgaand aan de oplegging van de toezichtsmaatregelen gehoord. Namens de directeur is verwezen naar een niet vrij raadpleegbaar krantenartikel in een voetnoot in het beroepschrift, als voorbeeld dat in de openbaarheid is gekomen dat klager wordt verdacht van (voorbereiding van) moord. Uit voormelde GVM-beschikking blijkt niet van verwijzing naar dit krantenartikel ter onderbouwing van de GVM-toezichtmaatregelen of van het uitoefenen van ‘een zekere invloed op de wijze van uitvoering van detentie’ door journalisten zoals door de raadsvrouw is gesteld.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om aan klager GVM-toezichtmaatregelen op te leggen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de in beklag toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 13 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en dr. S.L. van Woerden¬, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven