Nummer 23/31486/JA
Betreft [klager]
Datum 11 april 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Teylingereind te Sassenheim (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen het niet doorgaan van een aantal geplande verloven, waardoor zijn behandeltraject stagneert.
De beklagcommissie bij de JJI Teylingereind heeft op 9 januari 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (TE 2022-231). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend directeur van de JJI Teylingereind en […], jurist bij de JJI Teylingereind, gehoord op de zitting van 4 april 2023 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.
[…], werkzaam bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De beklagcommissie heeft mede geoordeeld dat een wettelijke basis voor het intrekken van klagers verloven ontbreekt, terwijl dit ter zitting niet ter sprake is gekomen en het beklag hiertegen niet is gericht (noch tegen andere juridische vormvereisten). In de periode van 12 of 26 oktober 2022 tot en met 10 november 2022 zijn klagers verloven niet ingetrokken, maar verplaatst. Het is gebruikelijk om een verlof dan binnen enkele dagen alsnog te laten plaatsvinden. Bij klager was sprake van gewijzigde omstandigheden. Hij had de betreffende verloven in samenspraak met zijn mentor al ingepland, maar deze konden op de betreffende verlofdagen geen doorgang vinden vanwege een onvoorziene, te krappe personele bezetting. De wettelijke grondslag van zo’n beslissing is artikel 39 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj). Hiertegen kan op grond van artikel 65 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) niet worden geklaagd, ook omdat verlofverlening geen recht is.
Het beklag gaat over de gevolgen van het verplaatsen van verloven, omdat klager stelt dat zijn behandeltraject daardoor stagneert. De gedragswetenschapper heeft het door klager doorlopen verloftraject toegelicht en snapt zijn teleurstelling over het niet doorgaan van een aantal verloven. Van stagnatie of ondervonden nadeel is echter geen sprake, omdat zijn behandeling gewoon is doorgegaan. Hij heeft in de genoemde periode kunnen werken aan zijn behandel-/leerdoelen en elke twee weken hebben verschillende beslismomenten en daaraan ten grondslag liggende evaluaties plaatsgevonden. Ook klagers eigen keuzes zijn van invloed op de duur en de opbouw van het traject. Zo is op 12 oktober 2022 besloten om terug te gaan van semi-begeleide verloven naar begeleide verloven, omdat bij hem lange vloei werd gevonden. Vanaf 10 november 2022 vonden weer semi-begeleide verloven plaats en op dit moment gaat hij met onbegeleid verlof naar school.
Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van het beklag
Op grond van artikel 65, eerste lid en onder n, van de Bjj kan een jeugdige beklag doen over een beperking van een recht dat hem bij of krachtens de Bjj toekomt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan klager onder deze noemer worden ontvangen in zijn beklag. Hij beklaagt zich namelijk over het stagneren van zijn behandeltraject doordat enkele verloven niet zijn doorgaan. De beroepscommissie schaart dit onder een (mogelijke) beperking van het recht op een passende behandeling, zoals voortvloeit uit artikel 77 van het Rjj. Volgens deze bepaling wordt onder passende behandeling verstaan zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en gericht op de jeugdige wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de jeugdige.
Inhoudelijke overwegingen
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken is duidelijk geworden dat enkele – in ieder geval drie – van klagers verloven niet op de geplande verlofdag hebben kunnen plaatsvinden, omdat op die betreffende dag onvoldoende personeel beschikbaar was. Dit vond plaats in de periode van (ongeveer) 12 oktober 2022 tot 10 november 2022. De directeur heeft daarop besloten om de betreffende verloven van klager te verplaatsen naar een andere dag. Hiertoe is hij bevoegd op grond van artikel 39 van het Rjj. Van intrekking van de verloven in de zin van artikel 30, vierde lid, van de Bjj is geen sprake geweest.
De directeur heeft toegelicht dat het behandeltraject van klager, waaronder de aan hem te verlenen verloven in meer of minder intensieve begeleidingsvorm, elke twee weken is geëvalueerd (op 12 en 26 oktober 2022). Naast de beschikbaarheid van personeel, heeft klagers gedrag invloed gehad op het verloop van zijn verloftraject. Nadat bij hem vloeipapier werd aangetroffen, werden hem tot 10 november 2022 alleen begeleide verloven verleend. Daarna kreeg hij weer zogeheten semi-begeleide verloven.
Conclusie
De beroepscommissie is, in het licht van het voorgaande, van oordeel dat van stagnatie in klagers behandeltraject niet is gebleken. In de periode dat hij alleen begeleide verloven kreeg, is een aantal verloven naar een andere dag verplaatst vanwege een personeelstekort. Dit heeft er echter niet toe geleid dat zijn behandeltraject vertraging heeft opgelopen, in de zin dat de voor klager relevante behandeldoelen niet (tijdig) konden worden behaald, vanwege redenen die buiten zijn invloed en schuld lagen. Van een schending van klagers recht op een passende behandeling is dus geen sprake.
De beroepscommissie zal het beroep, gelet op het voorgaande, gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 11 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M. Iedema, voorzitter, dr. J.G. Vinke en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter