Nummer 21/24887/GA
Betreft klager
Datum 11 april 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur)
1. De procedure
klager (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing tot verwijdering van zijn tv van cel voor de duur van twee weken.
De beklagcommissie bij de locatie De Schie heeft op 16 december 2021 het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €20,- (S-2021-000698). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. J-A.J. Brahm, in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Het beklag in eerste aanleg betreft de schriftelijke mededeling van 24 september 2021 inhoudende de beslissing dat klager geen tv op cel mocht hebben voor de duur van twee weken, na afloop van een lopende sanctie. Klager heeft voorafgaand aan de schriftelijke mededeling een rapport aangezegd gekregen wegens het aantreffen van een in een laken gehulde, verstopte (tweede) tv, tijdens een celinspectie op 24 september 2021. Tijdens een celinspectie een week eerder lag deze (tweede) tv niet op de cel van klager. In verband met een lopende sanctie was de oorspronkelijke tv van klager reeds van cel gehaald. De bestreden beslissing is conform het gestelde in de huisregels en betreft geen ordemaatregel op grond van artikel 23 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Ook de RSJ is tot deze conclusie gekomen, gezien de uitspraak op het schorsingsverzoek waarbij is overwogen dat de directeur op grond van artikel 5 van de Pbw en artikel 4.5.1 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen kan bepalen dat eerder toegestane voorwerpen, zoals een tv, niet langer zijn toegestaan op cel in het belang van de handhaving van de orde of de (brand)veiligheid in de inrichting. Het schorsingsverzoek is afgewezen.
Er is door de directeur geen disciplinaire straf opgelegd. Het verwijderen van de tv is gebaseerd op wat in de huisregels onder 4.5.1 vermeld staat en dit is, na het horen van klager, schriftelijk vastgelegd in een mededeling.
Standpunt van klager
Door of namens klager is niet op het beroep gereageerd.
3. De beoordeling
Doorgaans wordt besloten tot verwijdering van de tv van cel in combinatie met de oplegging van een disciplinaire straf op eigen cel. In dit geval heeft de directeur een zelfstandige beslissing tot verwijdering van de tv van klagers cel genomen die ingaat na afloop van een disciplinaire straf. Hoewel de directeur aangeeft dat deze beslissing niet als disciplinaire straf is opgelegd, maar is gebaseerd op wat in de huisregels onder 4.5.1 ‘Voorwerpen in de inrichting’ staat, is de beroepscommissie met de beklagcommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet anders kan worden opgevat dan dat deze bij wijze van straf is opgelegd.
De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat klager verslag is aangezegd voor het aantreffen van een verstopte, tweede tv in zijn cel en in de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing staat aangegeven dat de tv wordt verwijderd ´omdat u klaarblijkelijk niet goed kan omgaan met uw eigen t.v.´ De beroepscommissie kan deze overweging niet rijmen met het bepaalde in artikel 4.5.1. van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen, waarin staat dat de directeur kan bepalen dat eerder toegestane voorwerpen, zoals een televisie, niet langer zijn toegestaan op cel, in het belang van de handhaving van de orde of de (brand)veiligheid in de inrichting.
Artikel 51 van de Pbw bevat een limitatieve opsomming van disciplinaire straffen. Het verwijderen van de televisie van de cel als disciplinaire straf staat daar niet bij.
Gelet hierop kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Met betrekking tot de toegekende tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.
Het aantreffen van een verstopte tv in de cel van klager kan als strafwaardig gedrag van klager worden aangemerkt. De beroepscommissie ziet in deze omstandigheid aanleiding om de tegemoetkoming te matigen naar €10,-.
Het beroep zal daarom inhoudelijk ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak voor zover een tegemoetkoming van €20,- is toegekend vernietigen en de tegemoetkoming matigen naar €10,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inhoudelijk ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. Zij vernietigt de uitspraak voor zover een tegemoetkoming van €20,- is toegekend en bepaalt deze op €10,-.
Deze uitspraak is op 11 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter