Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30945/GA, 30 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30945/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 30 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij voor de duur van zeven weken is ingesloten tijdens de arbeidsblokken, terwijl hij arbeidsongeschikt is verklaard.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 2 december 2022 het beklag ongegrond verklaard (AE 2022/508). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. I.A.C. van Mulbregt, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw gehoord op de zitting van 16 maart 2023 in het Justitieel Complex Zaanstad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven in verband met zijn lichamelijke gesteldheid geen gebruik te maken van die mogelijkheid. Hoewel de beroepscommissie in dat kader het verzoek heeft gehonoreerd om klager telefonisch te horen, heeft klager daar naderhand van afgezien. De directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen en heeft daarbij zijn standpunt schriftelijk toegelicht.

 

Als toehoorder was aanwezig mr. L. van der Linden, secretaris bij de RSJ.

 

De beroepscommissie heeft op 16 maart 2023 de schriftelijke reactie van de directeur ontvangen. Aangezien klagers raadsvrouw pas na afloop van de zitting bekend is geraakt met (de inhoud van) de schriftelijke reactie van de directeur, heeft de beroepscommissie haar in de gelegenheid gesteld om daar binnen een termijn van zeven dagen schriftelijk op te reageren. Op 16 maart 2023 is bij het secretariaat van de RSJ een nadere reactie van klagers raadsvrouw ontvangen, die ter kennisgeving aan de directeur is toegezonden.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De uitspraak van de beklagrechter berust op onjuiste informatie. Het klopt dat klager op 8 april 2022 arbeidsongeschikt is verklaard, maar dit betrof reeds een verlenging van de arbeidsongeschiktheidsstatus. Klager heeft van 21 oktober 2021 tot en met 9 juni 2022 verbleven in de PI Alphen. Reeds bij binnenkomst in de PI Alphen heeft klager kenbaar gemaakt dat hij een dwarslaesie heeft en daardoor niet kan werken. Klager heeft in de eerste periode van zijn verblijf in de PI Alphen op verzoek van de inrichting nog kort arbeid op cel geprobeerd te verrichten, waarna tot de conclusie werd gekomen dat dit niet ging. Klager denkt dat dit voor één dag is geweest, maar mogelijk besloeg dit meerdere dagen. Het heeft in elk geval niet langer dan een week geduurd. In oktober 2021 is klager arbeidsongeschikt verklaard voor de duur van drie maanden. Conform de huisregels van de PI Alphen (hierna: de huisregels) werd klager tijdens deze eerste drie maanden ingesloten tijdens de arbeidsblokken. In januari 2022 is opnieuw besloten om klager arbeidsongeschikt te verklaren voor de duur van drie maanden. Klager werd in deze periode, tevens conform de huisregels, uitgesloten tijdens de arbeidsblokken.

 

Op 8 april 2022 is wederom door klagers huisarts aangegeven dat zijn arbeidsongeschiktheidsstatus diende te worden verlengd met drie maanden. Klager heeft echter vernomen dat de directeur vervolgens heeft beslist dat klager wel arbeidsgeschikt was. In beroep geeft de directeur aan dat klager in eerste instantie een aangepast arbeidsadvies heeft gekregen, dat het vervolgens tot 8 april 2022 heeft geduurd dat klager een beslissing heeft gekregen omtrent zijn arbeidsongeschiktheidsstatus en dat hij voor deze wachttijd met rookwaar is gecompenseerd. In de beklagfase heeft de directeur echter aangegeven dat het zowel niet klopt dat klager ten onrechte arbeidsgeschikt is verklaard als dat dit wel klopt en dat klager hiervoor met rookwaar is gecompenseerd. De verschillende door de directeur ingenomen standpunten leiden tot de nodige onduidelijkheid.

 

Klager heeft na de beslissing van 8 april 2022 aangekaart dat hij ten onrechte werd ingesloten. Dat de beslissing van 8 april 2022 de eerste beslissing inzake klagers arbeidsongeschiktheidsstatus zou zijn geweest en dat klager na 8 april 2022 drie maanden ingesloten is geweest tijdens de arbeidsblokken, wordt betwist. Totdat de inrichting klager gelijk gaf en hem heeft uitgesloten tijdens de arbeidsblokken, is hij uiteindelijk zeven weken ten onrechte ingesloten geweest tijdens de arbeidsblokken.

 

De geschetste gang van zaken door de directeur in beroep roept veel vragen op. Onduidelijk is wat er is gebeurd tijdens de eerste maand van klagers verblijf in de PI Alphen, wat het aangepaste arbeidsadvies van 24 november 2021 inhield, waarom met de herbeoordeling van het aangepaste arbeidsadvies in eerste instantie al drie maanden moest worden gewacht als na een dag of enkele dagen al bleek dat klager niet in staat was om te werken en waarom met de doorgeschoven herbeoordeling vervolgens nog anderhalve maand is gewacht. Ook is het de vraag waar klager tijdens arbeidsblokken heeft verbleven tot 8 april 2022. Zelfs indien van de lezing van de directeur in beroep wordt uitgegaan, is de gang van zaken niet logisch als naar de huisregels wordt gekeken. Hieruit volgt immers dat door een arts direct een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsverklaring wordt afgegeven na het consult indien daar aanleiding toe wordt gezien, waarbij het logisch is dat op dat moment ook de periode van drie maanden dat een gedetineerde wordt ingesloten tijdens de arbeidsblokken gaat lopen. Het aangepaste arbeidsadvies waarover de directeur spreekt, komt niet terug in de huisregels. Aangezien wel wordt benoemd dat na het afgeven van het aangepaste arbeidsadvies een periode is gevolgd waarin is geprobeerd om het werkaanbod passend te maken voor klager, lijkt het er veel meer op dat klager al tijdelijk arbeidsongeschikt was verklaard conform de huisregels. Dit komt ook overeen met klagers verklaring dat hij vanaf het begin van zijn detentie drie maanden ingesloten is geweest tijdens de arbeidsblokken.

 

Standpunt van de directeur

Klager is op 21 oktober 2021 bij de PI Alphen binnengekomen. Op 24 november 2021 heeft de huisarts klager beoordeeld en een aangepast arbeidsadvies afgegeven. Aan de hand van de mogelijkheden en de beperkingen probeert de inrichting het werkaanbod passend te maken, zodat iedere gedetineerde kan deelnemen aan de arbeid. Indien dat geen optie is, dan kan er worden gekeken naar bijvoorbeeld celarbeid. Op 24 februari 2022 zou er een herbeoordeling van het eerder afgegeven arbeidsadvies plaatsvinden. Deze is in verband met ziekte echter doorgeschoven. Op 8 april 2022 heeft de huisarts vervolgens aan klager een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsstatus afgegeven, waardoor klager conform de huisregels de eerste drie maanden van zijn arbeidsongeschiktheidsperiode tijdens de voor hem ingestelde arbeidsblokken is ingesloten.

 

Doordat de revisie langer heeft geduurd dan gebruikelijk en achteraf is gebleken dat aan klager een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsstatus is afgegeven, is aan klager voor zijn eerdere klacht rookwaar aangeboden. Abusievelijk is in het aanvullend verweerschrift van 13 september 2022 opgenomen dat dit compensatie betreft voor het ten onrechte ingesloten zijn geweest tijdens de arbeidsblokken.

 

3. De beoordeling

Uit paragraaf 3.2 van de huisregels van de PI Alphen volgt dat een gedetineerde die aangeeft niet in staat te zijn om te werken in beginsel door een arts slechts tijdelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard. Bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid zal aan de hand van de mogelijkheden en de beperkingen eerst worden geprobeerd het werkaanbod passend te maken. Volgt uit de beoordeling dat een gedetineerde echt niet kan werken, dan krijgt deze een arbeidsongeschiktheidsstatus voor de duur van één maand. Hierna volgt een herbeoordeling. Gedurende de eerste drie maanden van een arbeidsongeschiktheidsperiode wordt de gedetineerde tijdens de voor hem bestemde arbeidsblokken ingesloten in zijn cel. Indien de arbeidsongeschiktheidsstatus langer dan drie maanden duurt, zal de gedetineerde tijdens de voor hem geldende arbeidsblokken worden uitgesloten.

 

De vraag die aan de beroepscommissie ter beoordeling voorligt, is of klager per 8 april 2022 terecht kon worden ingesloten in zijn cel tijdens de arbeidsblokken voor de duur van drie maanden. Klager heeft te kennen gegeven reeds in oktober 2021 in de PI Alphen arbeidsongeschikt te zijn verklaard voor de duur van drie maanden, waarbij hij deze periode conform de huisregels ingesloten is geweest tijdens de arbeidsblokken. Klager zou vervolgens in januari 2022 opnieuw arbeidsongeschikt zijn verklaard voor de duur van drie maanden, waarbij hij deze periode conform de huisregels uitgesloten is geweest tijdens de arbeidsblokken. De directeur heeft daarentegen te kennen gegeven dat klager eerst op 8 april 2022 tijdelijk arbeidsongeschikt is verklaard.

 

Hoewel de directeur een andere tijdslijn dan klager heeft geschetst, heeft deze klagers standpunt op juist het cruciale onderdeel dat hij reeds in oktober 2021 arbeidsongeschikt is verklaard en voor de duur van drie maanden ingesloten is geweest tijdens de arbeidsblokken niet weersproken. De directeur heeft eveneens niet weersproken dat klager per 8 april 2022 ingesloten is geweest tijdens de arbeidsblokken totdat hem na zeven weken gelijk is gegeven en hij vervolgens is uitgesloten tijdens de arbeidsblokken. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat klager reeds vóór 8 april 2022 een periode van drie maanden ingesloten is geweest tijdens de arbeidsblokken in verband met zijn arbeidsongeschiktheidsstatus. 

 

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur om klager per 8 april 2022 nogmaals voor een periode van drie maanden in te sluiten tijdens de arbeidsblokken in strijd met de huisregels. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

 

De beroepscommissie begrijpt dat klager eerder is gecompenseerd met rookwaar, maar dat dit verband hield met de verlate herbeoordeling en de omstandigheid dat achteraf was gebleken dat aan klager een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsstatus was toegekend. De beroepscommissie ziet daarom aanleiding om aan klager voor onderhavige bestreden insluiting tijdens de arbeidsblokken voor de duur van zeven weken een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 30 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. C.N. Dijkstra, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven