Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24438/GA, 6 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24438/GA

       

Betreft [klager]

Datum 6 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om klager niet op de Extra Zorg Voorziening (EZV) te plaatsen.

 

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 15 november 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (S-2021-188). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. T. Urbanus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie De Schie (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 20 januari 2020 overgeplaatst van de PI Krimpen aan den IJssel naar locatie De Schie. In de beslissing van de selectiefunctionaris wordt geadviseerd klager op een EZV te plaatsen. De directeur heeft het verzoek om klager op de EZV te plaatsen afgewezen. Het beklag (beklagkenmerk S-2020-34) dat klager daartegen heeft ingesteld is op 3 februari 2021 door de beklagcommissie gegrond verklaard, waarbij de directeur is opgedragen binnen vier weken een nieuwe beslissing te nemen. Na de uitspraak heeft klager met zijn casemanager, zijn mentor en de psycholoog gesproken over zijn wens om op de EZV te worden geplaatst. Op 25 februari 2021 is klager mondeling meegedeeld dat de inrichting het niet nodig vindt een EZV-indicatie af te geven. Deze beslissing is niet op schrift gesteld.

 

Omdat de inrichting de veiligheid van klager niet langer kon garanderen, is klager, op verzoek van de directie, op 8 maart 2021 overgeplaatst naar de PI Heerhugowaard. De selectiefunctionaris heeft in het advies van 5 maart 2021 geadviseerd klager in de PI Heerhugowaard op een EZV te plaatsen.

 

Klager is ten onrechte niet ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Ten eerste heeft hij belang bij een uitspraak op de onderhavige klacht. De beklagcommissie is eraan voorbijgegaan dat bij de vraag of een inkomende gedetineerde op de EZV geplaatst moet worden, het penitentiair dossier wordt geraadpleegd, waarin eerder verleende EZV-statussen zijn opgenomen. Dat is logisch, nu de inkomende inrichting de gedetineerde over het algemeen niet kent. De directeur wordt bij de beslissing of een EZV-status moet worden toegekend geadviseerd door de inrichtingspsycholoog. De inrichtingspsycholoog heeft inzicht in het medisch dossier, waarin de eerdere adviezen over de EZV-statussen van inrichtingspsychologen staan opgenomen. Dit volgt ook uit de toelichting van de psycholoog, zoals opgenomen in de reactie van de directie van 10 december 2021. Omdat de inrichtingspsycholoog van de inkomende inrichting op dat moment nog niet bekend is met de gedetineerde, zullen afwegingen en inschattingen door eerdere inrichtingspsychologen van invloed zijn op de inschatting van die psycholoog. Klager heeft er met het oog op toekomstige overplaatsingen dan ook wel belang bij dat wordt erkend dat hem door de locatie De Schie ten onrechte geen EZV-status is toegekend.

 

Ten tweede is de beklagcommissie ten onrechte niet ingegaan op het feit dat reeds mondeling aan klager was meegedeeld dat hem in de locatie de Schie wederom geen EZV-status zou worden toegekend. Dat deze beslissing is meegedeeld, wordt door de directeur erkend in zijn reactie van 10 december 2021. Pas in de beklagprocedure komt de directeur met een toelichting van de psycholoog op deze beslissing. Deze toelichting kan echter niet zien op de beslissing tot heroverwegen, nu de informatie hierin niet verder gaat dan het moment dat klager opnieuw wordt geplaatst in de locatie De Schie. Deze informatie ziet op de afwijzende beslissing van de directeur waartegen klager reeds – gegrond verklaard – beklag heeft ingesteld. Deze beslissing is niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Met die beslissing is de opdracht van de beklagcommissie onvoldoende nageleefd.

 

Voorts wordt door de inrichtingspsycholoog onjuiste informatie aangehaald, namelijk dat klager in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum zou zijn geplaatst vanwege zijn veiligheid, terwijl uit het diagnostiekrapport blijkt dat klager daar is geplaatst omdat hij meer zorg nodig heeft dan kan worden geboden in een reguliere inrichting en om middels psychodiagnostisch onderzoek meer zicht te krijgen op het intellectueel functioneren en de persoonlijkheid van klager en te onderzoeken welke behandeling het meest passend is voor klager. Ook de directeur haalt onjuiste informatie aan, nu de omstandigheid dat klager bij een eerder verblijf een ontwrichtende werking zou hebben gehad op de medegedetineerden onvoldoende is onderbouwd en niet kan dienen ter onderbouwing van de beslissing om klager op de EZV te plaatsen.

 

Uit klagers D&R-rapportage van 2018 volgt dat klager zich goed gedraagt op de EZV, het over het algemeen goed gaat met de medegedetineerden en hij geaccepteerd lijkt te worden door de rest van de groep. Dat de inrichting kennelijk de selectiefunctionaris vervolgens wel heeft geadviseerd de volgende inrichting te adviseren een plaatsing op de EZV te overwegen doet daar niet aan af, nu klager zijn tijd in de locatie De Schie ten onrechte op een gewone afdeling heeft verbleven. Hierdoor kon klager omwille van zijn veiligheid niet meedraaien in het dagprogramma en heeft hij meer dan noodzakelijk in zijn eentje op cel verbleven.

 

Het is onjuist dat klager zelf zou hebben afgezien van een plaatsing op de EZV. Uit de toelichting van de psycholoog – zoals voor het eerst in de reactie op het beroepschrift blijkt – blijkt niet waarom het niet nodig zou zijn om klager op een EZV te plaatsen en of naar aanleiding van het gegrond verklaarde beklag nader onderzoek is gedaan.

 

Dat klager thuishoort op de EZV wordt bevestigd door zijn huidige plaatsing in de PI Heerhugowaard. Klager functioneert daar goed en is gebaat bij zijn extra begeleiding. Toen klager niet op het EZV verbleef, ontstonden er keer op keer problemen in de inrichting. Zowel klager als de orde, rust en veiligheid in de inrichting zijn gebaat bij klagers plaatsing op een EZV.

 

Klager heeft ten onrechte van 20 januari 2020 tot en met 5 maart 2021 niet op het EZV kunnen verblijven. Daardoor heeft klager niet mee kunnen doen aan het dagprogramma en een groot deel van zijn tijd op cel doorgebracht. Dit rechtvaardigt een tegemoetkoming.

 

Standpunt van de directeur

Klager is op grond van de selectiebeslissing van 16 januari 2020 geselecteerd voor het gevangenisregime van de locatie De Schie met het advies klager op de EZV te plaatsen. Nu klager gedurende zijn huidige detentie meerdere keren in de locatie De Schie heeft verbleven, bestond bij binnenkomst bij de psycholoog al een duidelijk beeld. Gelet op het eerdere verblijf van klager en diens ontwrichtende werking op de medegedetineerden heeft de psycholoog klager aangemerkt met een contra-indicatie voor de primair aangewezen plaatsing. Besloten is om klager op een reguliere afdeling te laten instromen.

 

Klager hield zich op de reguliere verblijfsafdeling goed staande. Hij had periodiek contact met de psycholoog. Een gesprek met een deskundige heeft klager zelf beëindigd. In 2020 en in 2021 hebben twee verschillende psychologen geconcludeerd dat een verblijf op de EZV niet is geïndiceerd. Klagers problematiek was op een reguliere afdeling te behandelen.

 

Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie in S-2020-34 heeft een heroverweging plaatsgevonden, mede op grond van een gesprek tussen klager, zijn casemanager, zijn mentor en de psycholoog. Naar aanleiding hiervan is klager op 25 februari 2021 mondeling medegedeeld dat de inrichting een EZV-indicatie niet nodig vond. Van deze beslissing is geen schriftelijke mededeling opgesteld. De directeur is hiertoe ook niet gehouden. Aan dit besluit heeft evenwel een belangenafweging ten grondslag gelegen met inachtneming van hetgeen door de psycholoog is geadviseerd, afgezet tegen een overwogen benutting van het (beperkte) aantal plaatsen op de EZV. Daartoe wordt verwezen naar de toelichting van de psycholoog zoals opgenomen in het verweerschrift.

 

Aanvullend heeft de psycholoog op 10 december 2021 nog verklaard dat klager in februari heeft aangegeven dat hij, gezien zijn overplaatsing naar de PI Heerhugowaard, in de locatie De Schie niet (langer) op de EZV wilde, omdat dit zijn veiligheid niet zou verbeteren en niets toe zou voegen aan de bestaande situatie. Klager wilde wel een EZV-indicatie mee voor de volgende inrichting, omdat hij dacht daar meer rust te ervaren en veilig te kunnen zitten. Ook wilde hij met deze indicatie voorkomen dat hij steeds vanuit veiligheidsaspect overgeplaatst zou worden. De vraag voor de indicatie was met name gericht op veiligheid en rust en niet gebaseerd op een duidelijke psychologische of psychiatrische hulpvraag.

 

Ten aanzien van klagers verzoek om een tegemoetkoming, omdat er een risico voor zijn veiligheid zou bestaan, merkt de directeur op dat de EZV geen extra veiligheid-afdeling is. Klager is op een individueel programma geplaatst, nadat er contrabande op de afdeling is aangetroffen, waarvan de medegedetineerden het vermoeden hadden dat dit op aanwijzing van klager is geweest. Klager is hierop door medegedetineerden aangesproken en beschuldigd. Omdat de veiligheid niet langer gewaarborgd kon worden, is klager op 8 maart 2021 (horizontaal) overgeplaatst naar de PI Heerhugowaard.

 

Het beklag in eerste aanleg ziet op het besluit van 25 februari klager niet op de EZV te plaatsen. In beroep wordt gepleit voor erkenning van een EZV-status met terugwerkende kracht.

 

Het personeel heeft juist gehandeld en zijn zorgplicht op een correcte wijze uitgevoerd. Daarnaast is het de directeur discretionair voorbehouden een gedetineerde al dan niet te plaatsen op de EZV.

 

3. De beoordeling

De ontvankelijkheid van klager in het beklag

De omstandigheid dat klager inmiddels op een EZV is geplaatst in de (opvolgende) inrichting, leidt er niet toe dat klager geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige beklag. Klager heeft – volgens hem ten onrechte – immers enige tijd niet op de EZV verbleven. Dat is niet ongedaan gemaakt. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie als eerste en enige instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

 

De inhoudelijke beoordeling van het beklag

Achtergrondinformatie over plaatsing op een EZV

Op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen staat vermeld dat de EZV is bedoeld voor kwetsbare gedetineerden. Dit zijn gedetineerden die niet kunnen functioneren in het reguliere regime, bijvoorbeeld omdat ze lichamelijke en/of geestelijke problemen hebben. De EZV plaatst deze gedetineerden in kleinere groepen en geeft ze meer structuur en bescherming. Het dagprogramma kent een vaste structuur om orde en duidelijkheid te scheppen in de chaos die gedetineerden kunnen ervaren. Gedetineerden moeten weten wanneer ze welke activiteit kunnen verwachten. Deze veilige omgeving biedt bovendien meer mogelijkheden voor observatie waarmee een goede diagnose kan worden gesteld. Op de EZV worden de gedetineerden daarnaast gemotiveerd voor behandeling en activiteiten.

 

Wettelijk kader

Op grond van artikel 16, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur onderdelen van de inrichting of afdeling aanwijzen voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang in de zin van artikel 14 van de Pbw behoeven. Deze bijzondere opvang kan op grond van artikel 14, tweede lid, van de Pbw (onder meer) verband houden met de leeftijd, de persoonlijkheid, de lichamelijke of de geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerden alsmede het delict waarvoor zij zijn gedetineerd.

 

In de Pbw worden weliswaar geen eisen gesteld aan een beslissing tot interne overplaatsing, maar een dergelijke beslissing dient zorgvuldig tot stand te komen en te worden uitgevoerd (zie bijvoorbeeld RSJ 21 maart 2022, R-20/8075/GA en RSJ 9 november 2015, 15/2274/GA).

 

Overwegingen van de beroepscommissie

Vast staat dat de selectiefunctionaris in de selectiebeslissing van 16 januari 2020 heeft geadviseerd om klager in locatie De Schie op een EZV te plaatsen. Klagers verzoek om hem op de EZV te plaatsen is op 20 januari 2020 afgewezen en het daartegen ingestelde beklag is op 3 februari 2021 gegrond verklaard, omdat de beslissing van de directeur te summier is onderbouwd om de beslissing te kunnen dragen. Op 25 februari 2021 heeft klager (opnieuw) een afwijzende beslissing op zijn verzoek om hem op de EZV te plaatsen ontvangen. Deze beslissing is thans aan de orde.

 

Uit de toelichting van de directeur blijkt dat de psycholoog de directeur heeft geadviseerd om klager niet op een EZV te plaatsen, nu het PPC en andere inrichtingen – waar klager eerder heeft verbleven – geen EZV-indicatie hadden gezien bij klager en uit het dossier ook geen inhoudelijk argument kon worden gelezen dat er op dat moment een EZV-indicatie zou zijn. Daarnaast was klager al bekend in locatie De Schie en gaven zijn eerdere verblijf en diens ontwrichtende werking op de medegedetineerden aanleiding voor een contra-indicatie. Ten slotte zagen twee psychologen en het psychomedisch overleg evenmin aanleiding voor een indicatie. Voorts heeft de directeur in de belangenafweging de benutting van het (beperkte) aantal plaatsen op de EZV meegewogen.

 

Noch uit de selectiebeslissing van 16 januari 2020 noch anderszins uit het dossier volgt dat plaatsing op een EZV was geïndiceerd omdat klager, vanwege lichamelijke of geestelijke problematiek, niet zou kunnen functioneren in het reguliere regime. Dat in de selectiebeslissing van 5 maart 2021 vervolgens wel wordt geadviseerd om klager in de opvolgende inrichting op een EZV-afdeling te plaatsen, maakt dit niet anders, nu uit de toelichting van de directeur voldoende aannemelijk is geworden dat dit advies (slechts) is ingegeven vanwege de rust en veiligheid en niet vanwege een hulpvraag.

 

Gelet op het voorgaande is de beslissing om aan klager geen EZV-status toe te kennen naar het oordeel van de beroepscommissie zorgvuldig tot stand gekomen en kan deze niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarom zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 6 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven