Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32331/GV, 30 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32331/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    30 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 februari 2023 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Klagers raadsman, mr. B.J. de Pree, heeft zich daarna gesteld en het standpunt van klager nader toegelicht.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij zijn vader wil begeleiden op een reis naar Marokko. Klagers vader is namelijk ongeneeslijk ziek en wil, nu het nog enigszins kan, graag zijn familie in Marokko bezoeken. Voor zijn verzorging (tijdens deze reis) zou klagers vader van klager afhankelijk zijn.

Klager heeft gesteld dat de strafonderbreking (ook) op humanitaire gronden zou moeten worden verleend. Die mogelijkheid bestaat inderdaad, maar (ook) daarvoor moet wel sprake zijn van “bijzondere omstandigheden in klagers persoonlijke sfeer, waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is” (op grond van artikel 34, in verbinding met artikel 21, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling)). Die eis uit de Regeling geldt ook voor klager, ondanks dat hij – inmiddels zonder elektronisch toezicht – deelneemt aan een penitentiair programma. De drempel voor het aannemen van dergelijke bijzondere omstandigheden is hoog.

Hoewel de beroepscommissie goed begrijpt dat klager strafonderbreking wil om zijn vader te begeleiden bij een laatste reis naar Marokko, is zij van oordeel dat dit doel niet kan worden aangemerkt als een zodanig bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is, dat strafonderbreking zou moeten worden verleend. Anders gezegd: strafonderbreking is niet bedoeld voor het maken van een laatste gezinsreis met een ernstig zieke ouder.

De beroepscommissie ziet overigens geen relevante overeenkomsten met de uitspraken die klagers raadsman heeft aangehaald (RSJ 14 september 2022, 22/28937/GV, over zakelijke belangen en RSJ 31 oktober 2022, 22/28910/GV, over het belang van minderjarige kinderen).

Ten overvloede stelt de beroepscommissie vast dat strafonderbreking volgens de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur) medisch niet is geïndiceerd. De medisch adviseur heeft op 7 februari 2023 vastgesteld dat klagers vader lijdt aan een kwaadaardige aandoening die niet meer te behandelen is, maar er is (op dat moment) geen sprake van een situatie waarin overlijden op zeer korte termijn te verwachten valt. Volgens de medisch adviseur vormt de beoogde reis geen medische grond. Over dit verlofdoel doet de medisch adviseur verder dan ook geen uitspraken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 30 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven