Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0859/TA, 16 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/859/TA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 april 2008 van de beklagcommissie bij de longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Vught, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 juni 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. R. Polderman en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Klager heeft schriftelijk meegedeeld dat hij afstand doet van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. de kwaliteit van het door de inrichting verstrekte eten en b. de schending van klagers recht op privacy nu in zijn verblijfsruimte een zogenaamde bolspiegel is geplaatst.

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van het beklag vermeld onder a. niet-ontvankelijk verklaard en het beklag vermeld onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Het eten heeft te weinig smaak, hetgeen in strijd is met de Europese gevangenisregels. Klager dient alsnog in het beklag te worden ontvangen.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Het plaatsen van een bolspiegel in klagers kamer is onrechtmatig en betekent een onnodige inbreuk op klagers privacy, hetgeen strijdig met het beginsel van minimale beperkingen en artikel 8 EVRM. De inperking van klagers privacy is niet toelaatbaar op
grond van artikel 8, tweede lid, EVRM. De plaatsing van de spiegel heeft geen wettelijke grondslag en is ook niet gebaseerd op de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen (hierna: de Regeling). De plaatsing kan niet
volgen
uit de algemene beheersbevoegdheid van het hoofd van de inrichting. Klagers kamer is ook controleerbaar zonder spiegel. De meerwaarde van de spiegel is onduidelijk omdat deze slechts grove contouren weerspiegelt en geen duidelijke details.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt met betrekking tot onderdeel b. als volgt toegelicht.
De noodzaak van de plaatsing van de bolspiegel komt voort uit de handhaving van de orde en de (brand)veiligheid in de inrichting. Uit de toelichting op de Regeling volgt dat in de Regeling de minimale eisen zijn opgenomen voor de bouw en de inrichting
van de verblijfsruimten. Gestreefd wordt naar een optimale beveiliging en de eisen daarvoor worden naar tijd en ruimte ingevuld.
Via de bolspiegel kan niet worden gekeken in de badkamer, die afsluitbaar is met een deur en waarin zich de wc bevindt. Via de bolspiegel worden verder geen details waargenomen, maar wel kan gezien worden of de tbs-gestelde zich in de verblijfsruimte
bevindt. Het fysiek betreden van de ruimte door personeel levert een grotere inbreuk op de privacy op dan het kijken in de bolspiegel via het luikje.
De brandweer heeft aangegeven plaatsing van een bolspiegel wenselijk te achten in verband met het overzicht in de verblijfsruimte.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.:
Namens klager is gesteld dat het beklag een (vermeende) schending van artikel 22 van de Europese gevangenisregels betreft. Een vermeende schending van een recht is op grond van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e, Bvt beklagwaardig en derhalve
zal
de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.

In artikel 22, eerste tot en met vierde lid, van de Europese gevangenisregels is bepaald dat aan gedetineerden drie keer per dag een voedzame en hygiënisch bereide maaltijd wordt verstrekt, die aansluit bij hun leeftijd, gezondheid, fysieke conditie,
religie, cultuur en de aard van hun werk. De vereisten voor voedzaam voedsel, inclusief het minimum aantal calorieën en proteïnen, dienen te worden omschreven in nationale regelgeving. Uit artikel 10, derde lid aanhef en onder b, van de Europese
gevangenisregels volgt dat de regels tevens van toepassing zijn op tbs-gestelden.
De beroepscommissie is van oordeel dat het door klager gestelde omtrent de kwaliteit van het hem verstrekte eten geen strijd oplevert met artikel 22 van de Europese gevangenisregels of andere regelgeving. Zij zal het beklag alsnog ongegrond verklaren.

Met betrekking tot onderdeel b.:
Uit artikel 2, tweede lid, Bvt volgt dat tbs-gestelden aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting voor verpleging
van ter beschikking gestelden noodzakelijk zijn. Uit paragraaf 2.6 van de toelichting op artikel 2, tweede lid, Bvt volgt dat bij de opzet van de rechtspositieregeling voor verpleegden als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de verpleegde drager blijft
van (grond)rechten voor zover de uitoefening hiervan zich verdraagt met de tenuitvoerlegging van de maatregel. Dit uitgangspunt is in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel 15, vierde lid, van de Grondwet. Beperkingen op (grond)rechten zijn
slechts toelaatbaar indien deze voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn. Hiermee heeft de wetgever het beginsel van de minimale beperkingen verwoord.

In klagers verblijfsruimte is een zogenaamde bolspiegel geplaatst, omdat de verblijfsruimtes in de inrichting een L-vorm en dus een blinde hoek hebben, waardoor het personeel en de brandweer in gevaarzettende situaties door het luikje niet in één
oogopslag de gehele situatie in de verblijfsruimte kunnen overzien. De beslissing is genomen in het kader van de orde en de veiligheid in de inrichting, mede op instigatie van de brandweer.

De beroepscommissie is van oordeel dat het plaatsen van een bolspiegel in de verblijfsruimte van een tbs-gestelde als een inbreuk op diens privacy kan worden aangemerkt. Het staat echter vast dat de bolspiegel geen details, maar slechts grove contouren
weergeeft en dat via de bolspiegel geen zicht is op de wc in de badkamer (die afsluitbaar is met een deur), terwijl zonder de bolspiegel een deel van de L-vormige verblijfsruimte aan het oog van (brandweer)personeel is onttrokken. Door plaatsing van de
bolspiegel heeft het hoofd van de inrichting dan ook slechts nadere invulling gegeven aan zijn wettelijke taak ten aanzien van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, hetgeen noodzakelijk kan worden geacht in het belang van het
voorkomen van wanordelijkheden en/of strafbare feiten. De omstandigheid dat in de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen geen bepaling omtrent het plaatsen van een bolspiegel is opgenomen, kan daaraan niet afdoen. Nu
niet is gebleken dat een minder ingrijpend alternatief voorhanden is, leidt het voorgaande tot het oordeel dat sprake is van een -gelet op het doel daarvan- relatief geringe inbreuk op de privacy van klager die gerechtvaardigd is op grond van het in
het
tweede lid van artikel 8 EVRM bepaalde.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de beslissing van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
Met betrekking tot onderdeel a.:
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 juoli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven