Nummer 23/32767/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 24 maart 2023
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van twee weken opsluiting in een strafcel, vanwege het invoeren van contrabande, ingaande op 16 maart 2023 om 15:30 uur en eindigend op 30 maart 2023 om 15:30 uur.
Verzoekers raadsvrouw, mr. M. Nentjes, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2023-000297).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. De voorzitter overweegt daartoe, voorlopig oordelend, als volgt.
Op grond van artikel 58, eerste lid, in samenhang met artikel 57, eerste lid onder k., van de Penitentiaire beginselenwet dient de schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf onverwijld te worden uitgereikt. De onverwijlde uitreiking is mede bedoeld om de gedetineerde in een zo vroeg mogelijk stadium te informeren over zijn recht om rechtsmiddelen in te stellen tegen de beslissing van de directeur.
Het is de voorzitter op basis van de stukken gebleken dat ten tijde van het indienen van het schorsingsverzoek op 22 maart 2023 – zes dagen na aanvang van de bestreden disciplinaire straf – nog steeds geen schriftelijke mededeling van de straf aan verzoeker is uitgereikt. De directeur heeft aangevoerd dat verzoeker een passende compensatie heeft gekregen voor het niet uitreiken van de mededeling. Echter is onbekend gebleven waar die compensatie uit bestaat, of verzoeker de schriftelijke mededeling (na 22 maart 2023) alsnog uitgereikt heeft gekregen en of er een reden is voor de termijnoverschrijding. Verzoeker is – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in zijn belangen geschaad door deze termijnoverschrijding.
Nu de bestreden beslissing in strijd met de wet is genomen, zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 24 maart 2023 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter