Nummer 22/29571/GB
Betreft [klager]
Datum 23 maart 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 16 september 2022 afgewezen.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager is sinds 4 augustus 2022 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek. Op dit moment is hij gedetineerd vanwege een aan hem opgelegde gijzeling op grond van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering voor de duur van drie jaar. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 7 november 2025.
Wet- en regelgeving
Op grond van artikel 1, aanhef en onder r. en s., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) betreft gijzeling een vrijheidsbenemende maatregel. Ingevolge artikel 26, derde lid, van de Pbw zijn in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting nadere regels vastgelegd over verlofverlening.
Op grond van artikel 14, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt bij het aanmerken als één gevangenisstraf gijzeling als bedoeld in artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering niet meegewogen.
Op grond van artikel 20ab van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting gelden voor de plaatsing in een BBA onder meer de volgende voorwaarden:
- de gedetineerde ondergaat een gevangenisstraf langer dan zes maanden;
- de gedetineerde moet nog hoogstens een zesde deel van zijn gevangenisstraf ondergaan, voordat hij (voorwaardelijk) in vrijheid kan worden gesteld.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend.
Overwegingen van de beroepscommissie
Uit verschillende uitspraken van de beroepscommissie volgt dat een gedetineerde niet voor detentiefasering in aanmerking komt indien hij – uitsluitend – een (thans geheten) gijzeling ondergaat in verband met een betalingsverplichting ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (zie bijvoorbeeld RSJ 27 augustus 2013, 13/1779/GB, RSJ 23 februari 2015, 14/4648/GB en RSJ 26 april 2021, R-20/7978/GB). Dit geldt niet indien de gedetineerde direct voorafgaand of aansluitend aan de tenuitvoerlegging van de gijzeling een vrijheidsstraf heeft of zal ondergaan.
Klager is op dit moment gedetineerd vanwege een aan hem opgelegde gijzeling. Voorafgaand hieraan was hij gedetineerd vanwege een aan hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van tien maanden (de eerst mogelijke datum voor plaatsing in een BBA, was daarom ook berekend voor 4 oktober 2022). Gelet hierop en op de bovengenoemde jurisprudentie van de beroepscommissie, kan klager nog steeds in een BBA worden geplaatst.
Het feit dat hij thans voor de duur van drie jaar is gedetineerd vanwege een ten uitvoer gelegde gijzeling, heeft echter tot gevolg dat hij reeds op basis van zijn huidige strafrestant – op dit moment – niet in aanmerking komt voor plaatsing in een BBA.
De bestreden beslissing is daarom juist, zij het op andere gronden. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter