Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30756/TA, 20 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30756/TA  

           

Betreft [klager]

Datum 20 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het combineren van het bezoekmoment met het luchtmoment in het weekend. 

 

De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen heeft op 29 november 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €15,- (Me 2022-201). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 8 februari 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid en afstand van horen gedaan.

Mr. H.J. Moraal, voorzitter van de RSJ, en mr. G.J.M. Ankersmit secretaris, waren als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

Klager is op 9 augustus 2022 met een EVBG-status opgenomen op de instroomunit voor Zeer Intensieve en Zeer Specialistische Zorg (ZISZ-unit) Eems 2, waarbij hij wordt verpleegd in afzondering en verzorgingsmomenten continu begeleid moeten worden door twee medewerkers van de Dienst Geïntegreerde Beveiliging (DGB).

Met instemming van klager wordt visueel toezicht uitgeoefend op het bezoek van zijn partner ter voorkoming van invoer waarvoor geen toestemming is. In eerste aanleg is ondergesneeuwd dat klagers partner in het weekend op bezoek komt, omdat zij niet tot lastig doordeweeks op bezoek kan komen vanwege de reisafstand nu zij uit het westen moet komen en doordeweeks ook moet werken. 

 

Inclusief klager verblijven in totaal zes patiënten op de ZISZ-unit. In het weekend is deze unit bemand met personeel van 11.00 tot 20.15 uur. In de desbetreffende periode worden inclusief klager bijna continu drie patiënten in afzondering verpleegd. Het gevolg is dat de afgezonderde patiënten van 11.00 tot 12.00 uur elk afzonderlijk 10 minuten een verzorgingsmoment krijgen en de niet afgezonderde patiënten gezamenlijk 10 minuten een verzorgingsmoment krijgen. Tussen de verzorgingsmomenten zit telkens vijf minuten overlaptijd.

Van de overige acht uren en een kwartier worden er vier besteed aan luchtmomenten. Drie afzonderlijke uren voor de afgezonderde patiënten en een uur gezamenlijk voor niet afgezonderde patiënten. Bij aansluitende luchtmomenten wordt er vijf minuten overlaptijd in acht genomen die niet van het luchtmoment afgaat.

Verder wordt er twee keer een half uur besteed aan eetmomenten.

In aanvulling op het eerdere verzorgingsmoment wordt op een weekenddag in totaal tweeënhalf uur aan verzorgingsmomenten besteed, waarvan 25 minuten voor klager.

De laatste 45 minuten worden besteed aan medicatieverstrekkingen.

 

Er is geen ruimte om klager in het weekend een uur afzonderlijk luchten en een uur afzonderlijk bezoek te bieden, gezien het regime waarin hij noodzakelijkerwijs zit waardoor hij buiten zijn verblijfsruimte te allen tijde door twee DGB-ers begeleid moet worden en niet samen met medepatiënten verpleegd kan worden, terwijl ook elders in de instelling medepatiënten in afzondering worden verpleegd (al dan niet met DGB-begeleiding) en medepatiënten gebruik dienen te maken van de wandelplekken. Dit is op de zaterdag een structureel probleem.

 

Verder is nergens in de wet terug te vinden dat het uur bezoek en het uur luchten twee afzonderlijke uren moeten zijn en ook niet dat dit niet in een en hetzelfde uur mag worden uitgeoefend. De wet biedt daarvoor dan ook de ruimte.

Gelet op het vorenstaande heeft de instelling, juist om klager beide rechten te kunnen laten uitoefenen, bepaald dat dit gelijktijdig kan en moet gebeuren.

 

Als de beroepscommissie van oordeel is dat de wet daartoe geen ruimte biedt, wordt verzocht de tegemoetkoming te verminderen. De overweging van de beklagcommissie dat klager in beide rechten is aangetast is “te kort door de bocht” nu klager juist beide rechten heeft kunnen uitoefenen.

 

Standpunt van klager

Klager heeft in beroep geen standpunt ingenomen.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 37, eerste lid, Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft een verpleegde het recht ten minste gedurende een uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen.

Krachtens artikel 43, derde lid, Bvt heeft een verpleegde het recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag. 

 

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting staat vast dat het hoofd van de instelling heeft besloten dat op zaterdagen het bezoekmoment van klagers partner, dat alleen op zaterdagen kan plaatsvinden, samenvalt met het luchtmoment van klager, opdat hij dan beide wettelijke rechten kan uitoefenen. Vanwege de intensiteit van de noodzakelijke begeleiding van klager en het regime op de ZISZ-afdeling kan klager op zaterdagen niet slechts incidenteel maar structureel alleen van beide rechten gebruik maken als het bezoekmoment en het luchtmoment samenvallen. Dit heeft tot gevolg dat als klager op zaterdagen zijn bezoek niet buiten op de luchtplaats wil ontvangen, hij gedwongen wordt tussen het uitoefenen van een van beide rechten te kiezen, waardoor hij in dat geval bij de keuze voor het luchten zijn recht op bezoek niet kan uitoefenen en bij zijn keuze voor het binnen ontvangen van zijn bezoek geen gebruik kan maken van zijn recht op luchten. Naar de beroepscommissie begrijpt, bestaat er in dat geval vanwege het strakke regime op de ZISZ-afdeling, de noodzakelijke beveiliging door twee DGB-ers en het afzonderlijk van anderen verplegen van klager geen mogelijkheid om een gemist bezoek- of luchtmoment op een ander moment in de week in te halen.

De beroepscommissie is van oordeel dat onder deze omstandigheden gesproken moet worden van schending van het recht op het uitoefenen van een van beide rechten op zaterdagen waarvoor geen andere passende compensatie dan een geldelijke tegemoetkoming kan worden gegeven. De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om rechten in elkaar te kunnen schuiven als de verpleegde daarmee niet instemt, ook niet onder de door het hoofd van de instelling beschreven omstandigheden in klagers geval.

 

Gelet op het voorgaande moet de beslissing van het hoofd van de instelling in de gegeven omstandigheden als in strijd met de wet worden aangemerkt. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming te matigen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 20 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven