Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32575/SGA, 16 maart 2023, schorsing
Uitspraakdatum:16-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32575/SGA  

           

Betreft [verzoeker]

Datum 16 maart 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

 

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur) heeft op 9 maart 2023 aan verzoeker maatregelen opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

 

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van de reactie van verzoekers raadsman mr. R.I. Kool, alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de PI Arnhem, waarin aan verzoeker een aantal toezichtmaatregelen is opgelegd in het kader van zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). Deze maatregelen zijn ingegaan op 9 maart 2023 en eindigen op 9 september 2023. Verzoeker heeft onder meer aangevoerd dat de bestreden beslissing een formeel gebrek bevat nu niet blijkt dat is voldaan aan de hoorplicht. Verder voert verzoeker argumenten aan die maken dat de bestreden beslissing volgens hem onredelijk en onbillijk is.

 

Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt het volgende:

a.  er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;

b.  de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;

c.  de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst.

 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de directeur verzoeker op 9 maart 2023 heeft gehoord. Hoewel dit uit de besteden beslissing niet blijkt, gaat de voorzitter voorlopig oordelend ervan uit dat dit is gebeurd. Uit de beslissing noch uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt echter voldoende naar voren dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt bij de oplegging van de GVM-maatregelen. Hoewel de directeur in de reactie op het schorsingsverzoek heeft aangegeven verzoeker te hebben gehoord, is niet kenbaar geworden wat in het hoorgesprek met verzoeker naar voren is gekomen en hoe verzoekers persoonlijke belangen zijn afgewogen tegen het belang om verzoeker de GVM-maatregelen op te leggen. Gelet hierop bevat de beslissing van de directeur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter een motiveringsgebrek.

De stellingname van de directeur dat klager niet ontvankelijk in zijn schorsingsverzoek zou zijn omdat het toekennen van de veiligheidsrisico´s A, E en F niet een beslissing van de directeur in de zin van artikel 60 van de Pbw is faalt, nu de oplegging van GVM-maatregelen volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie een beklagwaardige beslissing betreft.

In het voorgaande ziet de voorzitter grond het verzoek toe te wijzen en de bestreden beslissing te schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

De voorzitter merkt hierbij op dat de directeur de bevoegdheid heeft om – met inachtneming van alle geldende vereisten – een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van verzoeker.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 16 maart 2023 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven