Nummer 23/32660/SGA
Betreft
Datum 17 maart 2023
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
…(hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Grave (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van negen dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege de positieve uitslag na een urinecontrole, ingaande op 10 maart 2023 om 16:00 uur en eindigend op 19 maart 2023 om 16:00 uur.
Verzoekers raadsman, mr…, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan, althans van een disciplinaire straf van negen dagen strafcel.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de schriftelijke reactie van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van
5 maart 2023, komt het volgende naar voren. Op 27 februari 2023 is een urinecontrole uitgevoerd bij verzoeker waarvan de uitslag op 3 maart 2023 binnenkwam en positief was op THC met een waarde van >1000 ug/l. Die uitslag is op 5 maart 2023 aan verzoeker medegedeeld waarbij hem een schriftelijk verslag is aangezegd. Na 24 uur bedenktijd te hebben gekregen heeft verzoeker op 6 maart 2023 aangegeven dat hij een herhalingsonderzoek wil laten uitvoeren. De uitslag daarvan kwam binnen op 9 maart 2023 en was wederom positief op THC met een waarde van >1000 ug/l. Dit is diezelfde dag aan verzoeker medegedeeld en hij heeft 24 uur bedenktijd gekregen voor een bevestigingsonderzoek. Op 10 maart 2023 heeft verzoeker aangegeven af te zien van een bevestigingsonderzoek. Hij is diezelfde dag om 16:00 uur gehoord door de directeur en hem is toen de bovengenoemde disciplinaire straf opgelegd. Tijdens de procedure betreffende zijn urinecontrole heeft verzoeker kunnen deelnemen aan het dagprogramma, aldus de directeur.
De voorzitter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 50, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet beslist de directeur over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem schriftelijk verslag is gedaan door het personeel. Gelet op de beschreven gang van zaken bij verzoekers urinecontrole is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter en anders dan namens verzoeker (in het klaagschrift) wordt aangevoerd – niet gebleken dat de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf te laat zou zijn opgelegd. Voor zover namens verzoeker (in het klaagschrift) wordt aangevoerd dat de uitslag van zijn urinecontrole niet onverwijld aan hem bekend is gemaakt, is dat de voorzitter – nog steeds voorlopig oordelend en op basis van de stukken – ook niet gebleken. Daarbij merkt de voorzitter op dat – hoewel wenselijk is dat de uitslag van een urinecontrole zo spoedig mogelijk bekend wordt gemaakt aan een gedetineerde – de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen geen termijn kent voor het mededelen van de uitslag van een urinecontrole.
Nu uit de stukken blijkt dat verzoeker positief heeft gescoord op zijn urinecontrole (en het daarna uitgevoerde herhalingsonderzoek) en vooralsnog aannemelijk is dat bij het nemen van de bestreden beslissing naar aanleiding daarvan de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen, zal de voorzitter het verzoek afwijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 17 maart 2023 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter