Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0555/GA, 8 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/555/GA

betreft: [klager] datum: 8 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 februari 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
De beklagen betreffen:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde; en
b. de overplaatsing naar een andere verblijfsafdeling.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft niet gevochten met een medegedetineerde. Hij is eigenlijk het slachtoffer in dit gebeuren. Tijdens het werk in de inrichtingskeuken werden er grappen gemaakt. Normaal gesproken gebeurde dat wel vaker. Die andere gedetineerde kon normaal
gesproken goed tegen grappen. Dit keer sloegen bij hem kennelijk de stoppen door, waarop hij klager begon te slaan. Klager heeft niet teruggeslagen. Vervolgens werd er door het personeel op de alarmknop geduwd. Die andere gedetineerde liep inmiddels
naar de plaats in de keuken waar de messen lagen. Naar aanleiding van dit voorval is klager door de directeur bestraft en overgeplaatst naar een andere afdeling. Op die nieuwe afdeling was alles voor klager slechter geregeld. De bezoektijden zijn
minder
goed en ook kan hij niet meer in de inrichtingskeuken werken. Klager is van mening dat hij niet bestraft had mogen worden, daar hij immers het slachtoffer van het geweld was. Klager zou willen worden overgeplaatst naar een beperkt beveiligde inrichting
(b.b.i.). Door dit voorval kan dat nu nog niet. Klager vindt dat verkeerd, die andere gedetineerde, die wel geslagen heeft, is inmiddels wel overgeplaatst naar een b.b.i.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is betrokken geweest bij een vechtpartij in de inrichtingskeuken. Daarbij ging hij niet helemaal vrijuit. Hij heeft onderdeel uitgemaakt van de vechtpartij. De door hem gemaakte grappen waren de aanleiding voor die vechtpartij. Beide
gedetineerden zijn door de directeur naar aanleiding van het voorval gehoord. Daarbij is voldoende aannemelijk geworden dat die andere gedetineerde zich uitgedaagd voelde door de door klager gemaakte grappen. Beide gedetineerden zijn voor dit voorval
gelijkelijk bestraft. Klagers rol, als aanstichter van het voorval, wordt net zo zwaar ingeschat als de rol van die medegedetineerde. Naar aanleiding van dit voorval is ervoor gekozen klager over te plaatsen naar een andere afdeling. Die andere
afdeling
heeft hetzelfde regime als de eerdere verblijfsafdeling. De directeur heeft nog getracht ieders exacte rol in het voorval te achterhalen. Dat is niet echt gelukt. Klager was overigens niet eerder betrokken bij dit soort feiten. Die andere gedetineerde
liep na het voorval inderdaad naar het keukengedeelte met de messen. Aannemelijk is dat hij daarheen ging om een mes te halen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van beklag sub a:
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd in verband met zijn betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde. Op grond van het terzake opgemaakte verslag van 28 december 2007 is voldoende vast komen te staan dat klager in de
inrichtingskeuken is geslagen door een medegedetineerde. Uit dat verslag komt niet naar voren dat klager aanleiding zou hebben gegeven voor dat fysieke geweld. Nadat klager geslagen was, heeft hij – nog steeds volgens dat verslag – iets tegen de
betreffende medegedetineerde gezegd, waarop deze is weggelopen in de richting van de messen. Daar is hij door andere gedetineerden tegengehouden. Uit de lezing van klager over het voorval – die feitelijk grotendeels overeenkomt met de lezing van de
verslaglegger – blijkt niet dat klager aanleiding heeft gegeven voor de vechtpartij. Ook de directeur heeft daarover geen nadere duidelijkheid gegeven buiten de stelling dat, kort samengevat, waar er twee vechten, er twee schuld hebben en de
veronderstelling dat de medegedetineerde in het over en weer, dus ook door klager, maken van grappen, aanleiding heeft gevonden tot actie over te gaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarin echter onvoldoende grondslag te vinden voor
strafwaardige betrokkenheid van klager bij het verloop van dit voorval.
Het vorenstaande maakt de onderhavige beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval onredelijk en onbillijk moet worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom ten aanzien van dit
onderdeel van het beklag niet in stand blijven en het beklag moet in zoverre alsnog gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag sub b:
Op grond van artikel 16 van de Pbw, bepaalt de directeur de plaats en wijze van onderbrenging van een gedetineerde in de inrichting. Binnen de grenzen van deze bepaling kan de directeur gedetineerden overplaatsen naar een andere afdeling binnen de
inrichting. In dit geval heeft de directeur tot een dergelijke overplaatsing besloten naar aanleiding van – zo blijkt uit de mededeling van de beslissing tot het opleggen van de onder a genoemde disciplinaire straf – klagers betrokkenheid bij een
vechtpartij in de inrichting. Nu evenwel het beklag tegen die beslissing gegrond wordt verklaard, is daarmee ook de grondslag voor de (interne) overplaatsing komen te vervallen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moet de bestreden overplaatsingsbeslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk en onbillijk worden geacht. Dat maakt dat ook dit onderdeel van de uitspraak van de beklagrechter
niet
in stand kan blijven en dat ook dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissingen niet ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan verzoeker een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart de beklagen alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, J. Schagen MA en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 juli 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven