Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1307/GB, 11 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/1307/GB

Betreft: [klager] datum: 11 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N. Slijters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 mei 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 4 februari 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring/ISD Rotterdam te Krimpen aan den IJssel. Op 8 september 2006 is hij geplaatst in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Door de selectiefunctionaris is aangegeven dat klager niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i., omdat de selectiefunctionaris door klagers negatieve houding tijdens de detentie geen vertrouwen heeft in een goed verloop van eventuele
regimaire verloven. Klager heeft eerder gesteld dat de hem verweten ‘negatieve’ houding een subjectief gegeven is, dat niet wordt gesteund door voldoende objectieve gegevens. Voor het aan klager verweten gedrag is hij nooit gesanctioneerd. Klager heeft
eerdere detenties probleemloos verbleven in een beperkt beveiligd regime. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat klagers houding kan worden afgedaan als een subjectieve waarneming maar dat er desondanks geen vertrouwen bestaat in een goed verloop
van de regimaire verloven. Klager is van mening dat een dergelijk gebrek aan vertrouwen gebaseerd dient te zijn op feiten en omstandigheden. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie in het kader van het traject terugdringen recidive (TR-traject)
deelgenomen aan een cursus leefstijltraining en de cursus cognitieve vaardigheden. Dit zijn kennelijk de gedragsinterventies waarop de selectiefunctionaris doelt. Klager heeft van beide cursussen een certificaat ontvangen. Indien hij gedrag zou hebben
vertoond dat niet door de beugel had gekund, zou hij die certificaten niet hebben ontvangen. Voor klager is daarom onduidelijk op welk moment hij het hem verweten gedrag zou hebben vertoond. Hij is daar ook nooit op gewezen. Klager heeft groot belang
bij een plaatsing in een b.b.i., nu hij immers na een langdurige gevangenisstraf te hebben ondergaan, zijn leven buiten de inrichting moet opbouwen en ook het contact met zijn kinderen (langzaam) moet herstellen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het selectievoorstel van de directeur van de gevangenis De IJssel, ertoe strekkende dat klager zal worden overgeplaatst naar een b.b.i., is door de selectiefunctionaris afgewezen. Redenen daarvoor waren dat klager tijdens zijn verblijf in de gevangenis
amper heeft willen deelnemen aan het onderwijs. Hij heeft deelgenomen aan een zogenaamde COVA-training en daarbij was hij steeds op zoek naar de confrontatie. Hij stelde daarbij de zinvolheid van de training en de intelligentie van de trainers aan de
kaak. Zijn gedrag naar de trainers was uitdagend, confronterend, schaamteloos en respectloos. Tijdens zijn deelname aan de leefstijltraining vertoonde klager soortgelijk gedrag. Pas nadat hij zijn detentiefasering in gevaar zag komen, koos hij eieren
voor zijn geld en heeft hij zijn houding veranderd. Tijdens eerdere detenties werd klagers gedrag gekenmerkt door fysieke agressie. Thans heeft hij de omslag gemaakt naar verbale agressie. Daarbij bagatelliseert hij, als hij daarop wordt aangesproken,
zijn gedrag. Uit de gedragsrapportage komt naar voren dat klager feitelijk het best gedijt in een regime met een duidelijke structuur. Dit wordt door de selectiefunctionaris gezien als een contra-indicatie voor een verblijf in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis De IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nr. 5042803/00/DJI) (hierna: de Regeling) komen voor plaatsing in een b.b.i. (onder meer) in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal 18 maanden en de beschikking over een aanvaardbaar verlofadres.

4.4. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling van de vraag of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.5. De selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat klager, door zijn vertoonde gedrag tijdens eerdere detenties en zijn gedrag tijdens de huidige detentie, kennelijk gebaat is bij een verblijf in een regime waar hem voldoende structuur wordt geboden.
Een dergelijke duidelijke structuur is volgens de selectiefunctionaris in een b.b.i. niet voorhanden. De selectiefunctionaris gaat daarbij voorbij aan het inrichtingsadvies, gegeven in het kader van klagers TR-traject. Daarin wordt een met redenen
onderbouwd advies gegeven dat ertoe strekt klager over te plaatsen naar een b.b.i. De selectiefunctionaris heeft, door enkel te verwijzen naar – zoals hij zelf heeft aangegeven – subjectieve waarnemingen, zijn beslissing in dit geval onvoldoende
onderbouwd. Voor zover door de selectiefunctionaris bij zijn beslissing tevens rekening is gehouden met het advies van de Advocaat-Generaal (AG) van 22 januari 2008, geldt dat dit advies niet recentelijk is opgemaakt zodat daarin geen rekening kon
worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de onder 3.2 genoemde gronden voor de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende zijn zodat de bestreden beslissing dient
te
worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 augustus 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven