Nummer: 08/1344/GB
Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 mei 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem (vooralsnog) niet in aanmerking te laten komen voor detentiefasering, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 29 oktober 2003 gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Op 2 mei 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Aan klager is te kennen gegeven dat hij niet in aanmerking komt voor detentiefasering omdat hij genoteerd staat als gedetineerde met een verhoogd vluchtgevaar en maatschappelijk risico. Klager erkent in april 2005 te zijn ontvlucht uit detentie. Hij
tekent aan dat dit geschiedde in paniek en omdat zich toen de gelegenheid voordeed. Inmiddels heeft hij zijn straf echter aanvaard. Door de selectiefunctionaris wordt gesteld dat de lijst van vluchtgevaarlijke gedetineerden ieder half jaar besproken
wordt. Klager heeft echter nooit iets gemerkt van een eventuele heroverweging. Die procedure is voor klager geheel ondoorzichtig en in strijd met de beginselen van hoor en wederhoor. Klager wenst zich te kunnen richten op zijn toekomst. Doordat hij
niet
in aanmerking komt voor detentiefasering worden hem zijn kansen op resocialisering ontnomen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van een verzoek van klager voor detentiefasering heeft de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn een selectieadvies aan de selectiefunctionaris doen toekomen. Dat advies is negatief. Klager staat op de lijst van
vluchtgevaarlijke gedetineerden. Om voor detentiefasering in aanmerking te komen, dient er bij de betreffende gedetineerde sprake te zijn van (onder meer) een beperkt vluchtgevaar en maatschappelijk risico. Bij klager, die vermeld staat op de “lijst
gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico” (VGG-lijst), is sprake van een verhoogd vluchtrisico, terwijl klager daarnaast ook scoort op mediagevoeligheid. Iedere zes maanden wordt door de VGG-commissie bezien of de plaatsing van de
betreffende gedetineerden dient te worden gehandhaafd. Zolang een gedetineerde op die lijst voorkomt, geldt de informatie als actueel en betrouwbaar. Klager stelt dat de enkele vluchtpoging in 2005 onvoldoende zwaarwegend zou moeten zijn voor de
aanname
dat hij nog steeds als vluchtgevaarlijk moet worden beschouwd. Dit argument wordt weerlegd door klagers plaats op die VGG-lijst. In beroep zijn geen andere gronden aangevoerd.
4. De beoordeling
4.1. Klager komt – gelet op zijn strafrestant – in beginsel in aanmerking voor detentiefasering en dan met name voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).
4.2. Artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) luidt – voor zover hier van belang –:
“-1. (...).
- 2. Naast de in het eerste lid genoemde categorie kunnen in de beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die:
a. een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen,
b. een strafrestant hebben van maximaal 18 maanden, en
c. beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
- 3. (...).
- 4. (...).”
4.3. De beroepscommissie stelt vast dat klager staat vermeld op de zogenaamde
VGG-lijst. De beroepscommissie acht hetgeen door de selectiefunctionaris wordt gesteld omtrent de samenstelling van die lijst en de regelmatige evaluatie van de wenselijkheid van continuering van de plaatsing van gedetineerden (onder wie klager) op die
lijst aannemelijk. Gelet daarop voldoet klager thans niet aan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling. Op die grond komt hij vooralsnog niet in aanmerking voor detentiefasering. Dit maakt dat de op de onder 3.2
genoemde
gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.
Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht met betrekking tot de gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming en evaluatie van de VGG-lijst maakt dit oordeel niet anders.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 augustus 2008.
secretaris voorzitter