Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1225/GB, 7 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/1225/GB

Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 mei 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om verdere detentiefasering afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 september 2006 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Doetinchem. Op 18 juli 2007 is hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met het negatieve advies van de Advocaat-Generaal (AG). Klager verwijst daartoe naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie (met kenmerk 07/3565/GV) waarin het een identieke zaak betreft. De beroepscommissie achtte
het advies van het Openbaar Ministerie in die zaak niet onderbouwd. Klager verwijst voorts naar de brief van zijn raadsman, mr. M. Veldman, gericht aan de AG en betrekking hebbend op dat negatieve advies ten aanzien van klagers verzoek om
detentiefasering. Klager is niet vluchtgevaarlijk. Zijn einddatum van detentie is 5 mei 2009. Klager heeft een vaste verblijfstatus en een adres in Nederland waar zijn echtgenote en kind verblijven. Hij heeft daarom geen belang bij een ontvluchting.
Hij
wil van de mogelijkheden van detentiefasering gebruikmaken om op een goede manier terug te keren in de samenleving. Klager bestrijdt dat er gevaar bestaat voor een mogelijke (ongewenste) confrontatie met getuigen, hij kent die getuigen niet. Klager kan
zich niet vinden in de manier waarop de AG verwijst naar klagers verleden bij de PKK. Klager heeft zich in het verre verleden al gedistantieerd van die beweging. Dat kan ook blijken uit de omstandigheid dat hij gevlucht is uit Turkije en dat zijn
vluchtelingenstatus door Nederland is erkend. Klager is van mening dat zijn gedrag in de inrichting een verdere detentiefasering rechtvaardigt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager om (verdere) detentiefasering is afgewezen. Reden daarvoor zijn de ontvangen adviezen waarin melding wordt gemaakt van het risico van beïnvloeding van getuigen in de nog lopende strafzaak van klager en het risico van
maatschappelijke onrust bij eventueel verlof. De door de AG gegeven onderbouwing van het negatieve advies is voldoende om tot een afwijzing te kunnen komen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het verzoek om detentiefasering is afgewezen in verband met het risico voor maatschappelijke onrust en de vrees voor mogelijke beïnvloeding van getuigen. Deze gronden zijn met name onderbouwd door te verwijzen naar het advies van de AG bij het
ressortsparket te Arnhem van 10 maart 2008 en naar het advies van de politie Gelderland-Midden van 7 april 2008. Dat maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.
Hetgeen door klager naar voren is gebracht omtrent de overwegingen van de beroepscommissie in het beroep met kenmerk 07/3565/GV, maakt – mede nu het hier geen soortgelijke zaken betreft – dit oordeel niet anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 augustus 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven