nummer: 08/1066/GA
betreft: [klager] datum: 6 augustus 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle,
gericht tegen een uitspraak van 27 augustus 2007 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2008, gehouden in de locatie De Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord de raadsman van klaagster, mr. A.P. Visser en[...], unit-directeur van de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle. Klaagster heeft geen
gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlengingen van de ordemaatregel tot uitsluiting van activiteiten met ingang van 3 september 2007, 18 februari 2008 en 3 maart 2008, telkens voor de duur van veertien dagen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klaagster
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van een ernstig incident in een andere inrichting achtte de selectiefunctionaris klaagster beperkt gemeenschapgeschikt. Klaagster is toen in de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle met een regime van algehele gemeenschap geplaatst.
Gelet op het oordeel van de selectiefunctionaris dat klaagster slechts beperkt gemeenschapgeschikt was, ontstond toen een probleem. Dat probleem vloeit voort uit wat kortweg omschreven kan worden als agressieregulatieproblematiek en een gebrek aan
inzicht in die problematiek bij klaagster. Er zijn geen vrouweninrichtingen met een regime van beperkte gemeenschap. Er is voor gekozen om klaagster een maatregel op te leggen en deze uiteindelijke vele malen te verlengen. Dit heeft geduurd van juni
2007 tot maart 2008. De directeur is niet gelukkig met deze gang van zaken. In ieder geval was verruiming van het regime aangewezen tot een maand of vijf.
Thans functioneert klaagster normaal op de reguliere afdeling. Zij doet mee aan alle activiteiten.
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het door de directeur genoemde incident in de andere inrichting was niet zo ernstig dat het tot vervolging heeft geleid. De raadsman acht de onderhavige gang van zaken onaanvaardbaar. De beklagcommissie heeft in een beslissing van 27 augustus 2007 de
verlenging van de maatregel per 29 juni 2007 reeds gegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is door de Raad op 20 november 2007 ongegrond verklaard. Het beklag in een soortgelijke zaak is op 18 maart 2008 gegrond verklaard. In ieder geval
zijn
de verlengingen van de afzonderingsmaatregel na september 2007 onrechtmatig geweest.
3. De beoordeling
De beroepscommissie begrijpt dat de inrichting werd geconfronteerd met de overplaatsing van klaagster naar de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle, terwijl door de selectiefunctionaris werd aangegeven dat klaagster niet geschikt was voor het in de
inrichting geldende regime van algehele gemeenschap. Gelet op de agressieregulatieproblematiek bij klaagsters en het gebrekkige inzicht in die problematiek is het opleggen van een ordemaatregel, alsmede verlenging daarvan niet onredelijk of onbillijk.
In dit geval heeft de maatregel gegolden van in ieder geval 14 juni 2007 tot in ieder geval 26 maart 2008 en daarmee tenminste een periode van ongeveer negen maanden. Vooropgesteld moet worden dat in het systeem van de Pbw ordemaatregelen niet bedoeld
zijn om de facto een structureel regime tot stand te brengen. De beroepscommissie begrijpt het standpunt van de directeur ook in dezelfde zin, nu hij impliciet aangeeft dat de verlengingen van februari en maart 2008 niet meer aangewezen waren. Echter,
onder de omstandigheden van het geval acht de beroepscommissie ook de verlenging van september niet redelijk en billijk. Daarbij is allereerst in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de verlenging is geschied op basis van een belangenafweging
waarbij tevens in aanmerking is genomen hetgeen door klaagster in het kader van het horen naar voren is gebracht. Voorts is in aanmerking genomen dat uit de stukken of hetgeen de directeur heeft verklaard op geen enkele wijze naar voren is gekomen dat
nadat de maatregel enkele malen was verlengd er - bijvoorbeeld in overleg met de inrichtingspsycholoog - gezocht is naar alternatieven of met klaagster en/of haar raadsman daarover overleg is gevoerd, waarbij de beroepscommissie zich overigens ten
volle
realiseert dat die alternatieven in het onderhavige geval niet eenvoudig te realiseren zijn. Echter, op zijn minst had dit in het geval van klaagster - aan wie naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is
opgelegd - voor de hand gelegen, gelet op de agressieproblematiek, het ontbreken van inzicht daarin en het daarmee samenhangende ontbreken van behandelmotivatie. Voor wat betreft dit laatste komt uit de stukken vooral naar voren dat het ontbreken van
motivatie tot het volgen van een behandeling bij klaagster in het bijzonder heeft geleid tot het telkens verlengen van de maatregel. Uit de stukken blijkt verder dat de inrichtingspsycholoog weliswaar persoonlijk contact met klaagster heeft gehad, maar
dat het hier een contact betreft na de hier aan de orde zijnde verlenging van maart 2008. Op 3 april 2008 heeft een gesprek met de psycholoog plaatsgevonden. Hetgeen de directeur heeft aangevoerd leidt derhalve niet tot een andere beslissing dan die
van
de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 augustus 2008
secretaris voorzitter