Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29871/TA, 15 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/29871/TA

    

Betreft [klager]

Datum 15 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Het beklag ziet op het niet uitbetaald krijgen van gevolgde blokken gedurende een bepaalde periode tot het moment van indienen van het beklag op 11 maart 2022.

 

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 6 oktober 2022 het beklag deels ongegrond verklaard en klager deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (K-2022-107). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, […], jurist, en […], coördinator vrije tijd en dagbesteding, beiden werkzaam bij de instelling, gehoord op de zitting van 19 januari 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

Als toehoorder was aanwezig mr. C.K. van Dijk, secretaris bij de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager neemt deel aan blokken. Voor ieder blokuur hoort klager €1,50 betaald te krijgen. Klager wordt echter niet voor zijn deelname aan alle blokken uitbetaald, maar omdat hij geen overzicht krijgt van de betaalde blokken is dat niet te controleren. Klager heeft van elke dag de urenlijst waar de blokken op staan die hij moet maken en ook maakt. Op het overzicht van de maandelijks financiële afrekening is echter niet te zien of de blokken betaald zijn. Wel zichtbaar zijn de persoonlijke uitgaven van hetgeen in de winkel is gekocht en de maandelijkse vaste bijdrage waar men recht op heeft. Indien klager zich afmeldt voor een blok dan krijgt hij niet betaald, maar wordt er ook nog €1,50 afgetrokken. Er is geen enkele controle mogelijk, nu de instelling geen overzichtsgegevens verstrekt. Klager wenst een duidelijk overzicht over de jaren 2020, 2021 en 2022 van de uitbetaling van de door hem gemaakte blokken, zodat klager kan controleren wat er betaald is en of dat overeenkomt met de door hem gevolgde blokken.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Namens het hoofd van de instelling is ter zitting verwezen naar hetgeen reeds in de beklagprocedure naar voren is gebracht. Gebleken is dat er in de maanden november 2021 tot en met maart 2022 niet voldoende aan klager is uitbetaald. In april 2022 is er daarom een nabetaling verricht. Voor wat betreft de periode vóór maart 2022 dient klager dan ook

niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Inhoudelijk is namens het hoofd van de instelling ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het beloningssysteem is vrij complex. Er is meermaals getracht om aan klager hierover duidelijkheid te verschaffen, echter zonder enig resultaat. Het staat klager vrij om bij de coördinator vrije tijd en dagbesteding navraag te doen over de uitbetaling van zijn blokken. Thans geldt de afspraak dat de coördinator maandelijks aan klager doorgeeft hoeveel blokken hij die maand (ongeoorloofd) heeft gemist, zodat dit voor klager inzichtelijk wordt. Indien een verpleegde ongeoorloofd afwezig is geweest bij een blok dan vindt daarvoor geen uitbetaling plaats. Het is echter niet zo dat er dan als straf ook een blok in mindering wordt gebracht. Indien een verpleegde niet aanwezig is bij een blok, dan dient dit handmatig in het systeem te worden geregistreerd. Het vereist dus een actieve handeling om iemand als afwezig te registreren. De instelling acht de kans dat iemand ten onrechte als afwezig wordt geregistreerd dan ook zeer gering.

 

3. De beoordeling

Klagers beklag ziet op het niet uitbetaald krijgen van gevolgde blokken gedurende een bepaalde periode tot het moment van indienen van het beklag op 11 maart 2022. De beroepscommissie is van oordeel dat het beklag kan worden opgevat als gericht tegen een beperking van klagers eigendomsrecht. Een dergelijke klacht is aan te merken als een klacht in de zin van artikel 56, eerste lid, onder e, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), zodat de beklagcommissie klager ten onrechte niet in zijn beklag heeft ontvangen. De beroepscommissie zal dit alsnog doen en het beklag inhoudelijk beoordelen.

 

Klager heeft zich beklaagd over het feit dat hij te weinig uitbetaald heeft gekregen, maar ook over het feit dat het niet goed te controleren is voor verpleegden of de uitbetalingen wel juist zijn. Anders dan klager stelt, blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat indien een verpleegde ongeoorloofd een blok heeft gemist hij daarvoor geen uitbetaling ontvangt maar dat van het in mindering brengen van een extra blok als straf geen sprake is.

 

Naar aanleiding van de klacht is na onderzoek door de instelling komen vast te staan dat aan klager in de maanden van november 2021 tot en met maart 2022 niet voldoende is uitbetaald. In die periode was ten aanzien van klager sprake van een gewijzigd aantal geïndiceerde blokuren. Deze wijziging was niet doorgevoerd in het systeem, waardoor klager te weinig uren uitbetaald heeft gekregen. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren. Nu voor deze maanden reeds een nabetaling is verricht, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat het door de instelling gehanteerde systeem bij de uitbetaling van de blokken onvoldoende transparant is voor verpleegden, nu aan verpleegden geen overzicht wordt verstrekt van het aantal gevolgde en (ongeoorloofd) gemiste blokken. De beroepscommissie acht het wenselijk dat de instelling zich inspant om het huidige systeem te wijzigen in die zin dat aan verpleegden bij de uitbetaling van de blokken een voornoemd overzicht wordt verstrekt.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 15 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. drs. F.M.J. Bruggeman, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven