Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30865/GA, 17 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/30865/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 17 april 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om hem op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) te plaatsen.

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 14 november 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (AR 2022/826). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en […], juridisch medewerker van de PI Alphen, en klagers raadsman mr. T.S. van der Horst gehoord op de zitting van 15 februari 2023 in de locatie De Schie.

De raadsman heeft voorafgaand aan de zitting desgevraagd meegedeeld dat klager afstand doet van zijn recht om aanwezig te zijn bij deze zitting.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie baseert haar uitspraak slechts op één enkele voorwaarde omtrent de doelgroep voor plaatsing op een AIT. Hierbij gaat de beklagcommissie niet in op de volgende criteria waarvoor gedetineerden onder andere op een AIT geplaatst kunnen worden: gedetineerden die ondermijnend gedrag vertonen, gedetineerden die een zodanig ontwrichtend en ondermijnend gedragspatroon hebben waardoor het verblijf op een reguliere of andere leefafdeling niet meer passend is en gedetineerden die verdacht worden van en/of veroordeeld zijn van het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Bovenstaande criteria zijn wel van toepassing op klager, waardoor zijn plaatsing op de AIT redelijk en billijk is. Klager wordt namelijk het ondermijnen van gezag van directie en personeel verweten. Ook wordt klager verdacht van het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, waarbij het onderzoeksteam de rol van klager aanmerkt als uitvoerend. Dit blijkt voldoende uit de overgelegde stukken. Om een ononderbroken en veilige voortzetting van de detentie te waarborgen en het risico op verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting en in de maatschappij te voorkomen, wordt de plaatsing van klager op de AIT noodzakelijk geacht.

De directeur heeft klager bij binnenkomst in de inrichting meegedeeld dat hij hem op de AIT plaatst, omdat de directeur het vanwege de risico’s onverantwoord vindt om hem op een grote afdeling te plaatsen. De directeur heeft daartoe besloten naar aanleiding van de informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) die hij op dat moment had, waaruit toen bleek van een risico op ontvluchting en/of bevrijding en ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting. Het plaatsen is maatwerk. Per persoon worden de risico’s ingeschat en wordt een individuele belangenafweging gemaakt.

 

Standpunt van klager

Ten eerste heeft de directeur niet onderbouwd op grond waarvan hij tot de conclusie komt dat gedetineerden die een zodanig ontwrichtend en ondermijnend gedragspatroon hebben, waardoor het verblijf op een reguliere of andere leefafdeling niet meer passend is, en gedetineerden die verdacht worden van en/of veroordeeld zijn voor het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, op de AIT geplaatst kunnen worden. Deze visie is niet in lijn met de berichtgeving en openbare bronnen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Zo volgt uit de website van de DJI dat het doel van het intensieve toezicht op de AIT is om te voorkomen dat gedetineerden doorgaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie. Dezelfde doelstelling kan worden gevonden in een nieuwsbericht over de opening van de AIT in de PI Krimpen aan den IJssel en de rechtspraak van de beroepscommissie (RSJ 7 juli 2022, 22/28166/SGA). Een bericht met gelijke strekking is ook gepubliceerd op de website van de PI Alphen aan den Rijn.

Gelet op de specifieke doelstelling waarvoor de AIT in het leven is geroepen, kan klager het standpunt van de directeur niet volgen. Nu klager geen voortgezet crimineel handelen wordt verweten, valt hij buiten de doelgroep van de AIT en is ten onrechte tot plaatsing op deze afdeling besloten. De beklagcommissie is dan ook op juiste gronden tot gegrondverklaring van de klacht gekomen. Overigens heeft ook de beklagcommissie van de PI Krimpen aan den IJssel geoordeeld dat slechts gedetineerden op de AIT kunnen worden geplaatst ten aanzien waarvan door de directeur aannemelijk is gemaakt dat sprake is van voortgezet crimineel handelen in detentie, met een verwijzing naar de doelstelling van de AIT.

Klager kan de directeur ook niet volgen in zijn stellingname dat het criterium – kort gezegd – lidmaatschap van een criminele organisatie op klager van toepassing is. Anders dan door de directeur gesuggereerd, wordt klager namelijk niet verdacht van het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Hij is daarvoor ook niet veroordeeld. Ook de stelling dat klager vanwege een zodanig ontwrichtend en ondermijnend gedragspatroon niet op een andere afdeling dan de AIT zou kunnen verblijven, verbaast klager. Zo heeft klager binnen de PI Alphen aan den Rijn niet op een andere afdeling verbleven dan de AIT, wat maakt dat bezwaarlijk kan worden gesteld dat het verblijf op een reguliere of andere leefafdeling niet meer passend is.

De directeur heeft, ondanks de onderliggende uitspraak en de heldere opdracht om de plaatsing op de AIT te beëindigen, klager nooit de kans gegeven om zich op een reguliere afdeling te tonen. Daarbij komt dat de directeur op 16 december 2022 (vier dagen na het verweerschrift) aan klager heeft medegedeeld dat – na herbeoordeling van het gedrag en de informatie op grond waarvan klager op de GVM-lijst is geplaatst – niet langer sprake is van de indicatie E: ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting. In het licht van deze herbeoordeling is niet begrijpelijk dat wordt gesuggereerd dat bij klager, kort voor de beoordeling, sprake zou zijn van een zodanig ontwrichtend en ondermijnend gedragspatroon, dat hij niet op een andere afdeling dan de AIT zou kunnen verblijven.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie een te nauw criterium heeft aangelegd met haar overweging dat het doel van het intensieve toezicht op de AIT is om te voorkomen dat gedetineerden doorgaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie. De AIT is een reguliere afdeling binnen de gevangenis en kleinschaliger dan andere, reguliere afdelingen. De AIT maakt het mogelijk om risicovolle gedetineerden intensief te kunnen monitoren. Daarbij ligt de nadruk op het bewaren van de orde en veiligheid in de inrichting. Het is bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben. De vraag wanneer een gedetineerde intensief toezicht nodig heeft, is ter beoordeling van de directeur.

De directeur bepaalt op grond van artikel 16, eerste lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) immers de wijze van onderbrenging van de gedetineerden die overeenkomstig artikel 15 van de Pbw zijn geplaatst in de inrichting of afdeling met het beheer waarvan hij belast is. Hoewel het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58 eerste lid, van de Pbw bij een interne overplaatsing niet verplicht is, acht de beroepscommissie dit overigens wel wenselijk, gelet op de aard van een plaatsing op de AIT. Dit dient ertoe dat de motivering voor een gedetineerde afdoende inzichtelijk wordt.

De directeur heeft acht geslagen op de informatie van het GRIP, waaruit op dat moment bleek van een risico op ontvluchting en/of bevrijding en ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting. Vanwege die risico’s vond de directeur het onverantwoord om klager op een grote afdeling te plaatsen en wilde hij klager plaatsen op een kleinschaligere afdeling waar intensief toezicht plaatsvindt om de risico’s te minimaliseren. De directeur heeft een individuele belangenafweging gemaakt en zijn beslissing aan klager mondeling meegedeeld.

De beroepscommissie is van oordeel dat de informatie waarop de directeur zijn beslissing baseerde, met name gelet op zijn nadere toelichting ter zitting, de plaatsing van klager op de AIT kan dragen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven