Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24450/GA, 26 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          21/24450/GA

                                   

Betreft [klager]

Datum 26 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

de beslissing van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) van 13 september 2021 tot afwijzing van klagers verzoek tot incidenteel verlof (AR 2021/781);

de beslissing van 7 oktober 2021 om klager te degraderen naar het basisprogramma voor de duur van twaalf weken, mede vanwege ontoelaatbaar gedrag (AR 2021/858);

een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve urinecontrole op het gebruik van cocaïne, ingaande op 19 oktober 2021 (AR 2021/887); en

de beslissing van 20 oktober 2021 om klager niet te promoveren naar het plusprogramma voor de duur van twaalf weken (AR 2021/888).

 

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 22 november 2021 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. C.G. Peerik, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Beklag a.

De afwijzing van klagers verzoek tot incidenteel verlof is onredelijk en onbillijk, althans onvoldoende gemotiveerd in het licht van klagers goede gedrag, het resocialisatiebeginsel en het feit dat de in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting genoemde opsomming niet limitatief is. Het uitzonderlijke karakter van het verlofdoel, namelijk de verjaardag van klagers eenjarige kleinzoon die klager nog niet eerder heeft kunnen ontmoeten, wordt miskend. Dit verlofdoel is vergelijkbaar met een kraambezoek. Stichting De Ontmoeting had geen bezwaar tegen verlofverlening.

 

Beklag b.

De beslissing tot degradatie voor de duur van twaalf weken is disproportioneel en onvoldoende gemotiveerd. Klager is op grond van een incidentele gedraging, namelijk de weigering van een urinecontrole, onevenredig zwaar getroffen, terwijl zijn structurele gewenste gedrag niet is meegewogen. De beklagcommissie overweegt dat sprake is van structureel ontoelaatbaar gedrag, maar een waarschuwing voor het eenmalig te laat terugkeren van een pauze legt in dit verband weinig gewicht in de schaal.

 

Beklag c.

De uitslag van de urinecontrole ontbreekt in het dossier, waardoor de grondslag van de opgelegde disciplinaire straf niet controleerbaar is.

 

Beklag d.

De beslissing van 20 oktober 2021 tot uitsluiting van promotie, althans de gekozen duur daarvan van twaalf weken, is disproportioneel en onbillijk, gelet op het korte tijdsverloop tussen deze beslissing en de beslissing tot degradatie van 7 oktober 2021.

 

Standpunt van de directeur

Beklag a.

Incidenteel verlof kan op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting niet worden verleend voor de verjaardag van een kleinzoon. Klager heeft de noodzaak voor een dergelijk verlof niet aangetoond. Ook bestond ten tijde van klagers verlofaanvraag nog onvoldoende zicht op zijn inzet en verblijf bij Stichting De Ontmoeting, waar hij verbleef middels een ‘43.3-plaatsing’.

 

Beklag b.

Klager heeft tijdens zijn verblijf bij Stichting De Ontmoeting binnen één maand herhaaldelijk ongewenst of ontoelaatbaar gedrag laten zien. Dit structurele gedrag rechtvaardigt de degradatie naar het basisprogramma, omdat hij onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie. Een periode van twaalf weken is dan ook redelijk.

 

Beklag c.

Het aan de disciplinaire straf ten grondslag liggende schriftelijk verslag vermeldt de positieve uitslagen van de urinecontroles die bij klager zijn afgenomen (inclusief het herhalingsonderzoek). Bij zijn terugplaatsing/binnenkomst in de PI Alphen is de urinecontrole afgenomen die hij eerder bij Stichting De Ontmoeting had geweigerd. Het op het aanvraagformulier aangekruiste vinkje bij ‘inkomstenurinecontrole’ is geen beslissing waaraan klager rechten kan ontlenen.

 

Beklag d.

Aangezien sprake was van herhaald ontoelaatbaar gedrag en klager van een ‘artikelplaatsing’ weer was teruggeplaatst in de inrichting, is de periode van twaalf weken gehandhaafd.

 

3. De beoordeling

Beklag a. en c.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van beklag a. en c. kan niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklag b. (degradatie)

Op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) volgt altijd een besluit tot degradatie indien een gedetineerde ontoelaatbaar gedrag zoals beschreven in bijlage 1 laat zien. Het gaat hier volgens de nota van toelichting (Stcrt. 2020, nr. 49131) om gedragingen die als dermate ingrijpend op de orde en veiligheid binnen een inrichting kunnen worden aangemerkt dat deze op zichzelf beschouwd een degradatie c.q. het uitblijven van een promotie rechtvaardigen, zonder daarbij rekening te houden met het structurele gedrag in detentie. Indien een gedetineerde een van deze gedragingen laat zien, is een afweging van deze gedraging ten opzichte van het algehele gedrag niet meer nodig.

 

Sinds 1 oktober 2020 biedt artikel 1d, zesde lid, van de Regeling aan de directeur de mogelijkheid om een periode te bepalen van langer dan zes weken waarin de gedetineerde het in bijlage 1 omschreven gewenste gedrag moet laten zien om wederom in aanmerking te komen voor promotie naar het plusprogramma. Deze periode is minimaal zes weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen, motiveert hij zijn besluit waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie (of: de uitsluiting van promotie naar het plusprogramma), de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.

 

Tegelijkertijd is het gedrag van de gedetineerde en de tijd waarin hij tijdens zijn gehele detentie in het plusprogramma heeft verbleven sinds de inwerkingtreding van (regelgeving en beleidskaders naar aanleiding van) de Wet straffen en beschermen een belangrijke wegingsfactor bij beslissingen rondom verlofverlening en detentiefasering. De door de directeur gegeven motivering van een beslissing tot (directe) degradatie of uitsluiting van promotie van langer dan zes weken dient, tegen deze achtergrond, voldoende kenbaar en draagkrachtig te zijn en dient plaats te krijgen in de schriftelijke beslissing die aan de gedetineerde wordt uitgereikt (zie RSJ 31 augustus 2022, 21/20979/GA). Van dit laatste spreekt overigens ook de toelichting op artikel 1d, zesde lid, van de Regeling (Stcrt. 2020, 49131).

 

Klager is bij beslissing van 7 oktober 2021 (bij zijn terugplaatsing in de inrichting) direct gedegradeerd naar het basisprogramma, omdat hij gedurende zijn ‘artikelplaatsing’ zijn medewerking weigerde aan een urinecontrole/drugstest. In lijn met bijlage 1 van de Regeling heeft de directeur dit aangemerkt als ontoelaatbaar gedrag. In de beslissing heeft de directeur aan de hand van concrete en op klager toegespitste omstandigheden toegelicht waarom hij heeft gekozen voor de uitsluiting van promotie voor een langere duur dan zes weken. In de beslissing is, kort gezegd, verwezen naar het feit dat klager voor de tweede keer binnen één maand weigerde om mee te werken aan een urinecontrole en dat hem in diezelfde periode twee (mondelinge) waarschuwingen waren gegeven voor een waterige urinecontrole en voor het te laat terugkeren van zijn pauze onder werktijd.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur hiermee voldoende gemotiveerd waarom in klagers geval de (directe) degradatie naar het basisprogramma voor de duur van twaalf weken passend werd geacht. De beslissing van de directeur kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van beklag b. ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met wijziging van de gronden.

 

Beklag d. (uitsluiting van promotie)

Na klagers terugplaatsing in de inrichting scoorde hij bij een urinecontrole positief op het gebruik van cocaïne. Hiervoor is hij disciplinair bestraft (zie beklag c.). De positieve urinecontrole betekent tegelijkertijd dat klager ontoelaatbaar gedrag heeft laten zien in de zin van bijlage 1 van de Regeling. Volgens de bestreden beslissing heeft de directeur naar aanleiding van dit gedrag besloten om klager uit te sluiten van promotie voor de duur van twaalf weken.

 

De beroepscommissie stelt vast dat sprake is van een cumulatie van beslissingen. De bestreden beslissing van 20 oktober 2021 om klager uit te sluiten van promotie is genomen op het moment dat klager vanwege de beslissing van 7 oktober 2021 al was gedegradeerd naar het basisprogramma (zie beklag b.).

 

De beslissing van de directeur heeft feitelijk tot gevolg dat de periode waarin klager de kans kreeg om het voor promotie naar het plusprogramma gewenste gedrag te laten zien, is verlengd van twaalf naar ongeveer veertien weken. De beroepscommissie is van oordeel dat deze handelswijze niet past bij de bedoeling van de Regeling (zie RSJ 31 oktober 2022, 21/23740/GA).

 

Klager was al vanaf 7 oktober 2021 voor de duur van twaalf weken gedegradeerd naar het basisprogramma. Een beslissing om hem binnen die lopende termijn niet in aanmerking te laten komen voor promotie naar het plusprogramma, ligt daarom niet in de rede. Hij kreeg vanaf de laatstgenoemde datum twaalf weken de tijd om door middel van zijn gedrag te laten zien dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken bestendig waren. Pas na ommekomst van deze periode was sprake van een nieuw beoordelingsmoment, waarbij de directeur het (structurele) gedrag van klager in de voorgaande periode en het daarbij gegeven advies van het multidisciplinair overleg (MDO) kon betrekken bij zijn beslissing. Terecht schrijft de directeur in de beslissing van 7 oktober 2021 dan ook aan klager: “Nadat deze periode [van twaalf weken] is verstreken, zal ik naar aanleiding van uw gedrag gedurende deze periode op basis van een advies van MDO opnieuw beoordelen of u geplaatst kan worden in het plusprogramma”.

 

Reeds vanwege het voorgaande, dus nog los van de vraag of de directeur een draagkrachtige motivering heeft gegeven voor de duur waarin klager werd uitgesloten van promotie, zal de beroepscommissie het beroep ten aanzien van beklag d. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en dit beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 26 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven