Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22654/GA, 17 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/22654/GA    

           

Betreft [klager]

Datum 17 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen zijn medische behandeling in PI Leeuwarden (LW-2020-653) en tegen het dagprogramma/zijn plaatsing in een huis van bewaring in plaats van in een gevangenis (LW- 2020-674).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 23 juli 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (LW-2020-653 en 674). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.T. Leigh, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft zich meerdere malen en gedurende langere tijd beklaagd over het gebrek aan aandacht voor zijn gezondheid vanuit zowel de medische dienst als de afdeling in de PI Leeuwarden. Gebleken is dat de gezondheid van klager ernstig achteruit is gegaan gedurende zijn verblijf in (met name) de PI Leeuwarden. Er is onder meer niet tijdig gezorgd voor medische voorzieningen door de afdeling (medisch matras), hij heeft te lang aaneengesloten op cel moeten verblijven terwijl zijn medische situatie vergt dat hij genoeg beweging kan krijgen. Gedane toezeggingen zijn meerdere malen niet nagekomen.

Klager ziet het feit dat de mindervalidencel (MIVA-cel) in de PI Leeuwarden zich op de HvB-afdeling bevindt, als een voorstaande reden waarom hij ernstig in zijn bewegingsruimte is beperkt. Dat is primair de reden geweest waarom klager bezwaar heeft gemaakt tegen de plaatsing in de PI Leeuwarden. Klager is daarna overgeplaatst naar een MIVA-cel in het Justitieel Complex Zaanstad. Klager meent dat het beperken van zijn bewegingsruimte, het niet nakomen van gedane toezeggingen en het handelen in strijd met aanwijzingen van de medisch specialist en de medische dienst in strijd is met de op de directeur rustende zorgplicht.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij het voor de beklagcommissie gevoerde verweer.

 

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie, met uitzondering van het medisch inhoudelijke onderdeel van klagers klacht en het klachtonderdeel over het handelen in strijd met aanwijzingen van de medisch specialist en de medische dienst door de directeur.

Tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts staat geen beklag op grond van artikel 60, eerste lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) open, maar dient een andere procedure gevolgd te worden die aanvangt met een verzoek tot bemiddeling bij het hoofd van de medische dienst. De beklagcommissie had zich ten aanzien van dit onderdeel van de klacht uitdrukkelijk onbevoegd moeten verklaren. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd.

Op grond van artikel 42, vierde lid, onder b, van de Pbw draagt de directeur zorg voor de behandeling van de gedetineerde op aanwijzing van de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger. Klager meent dat de directeur de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden doordat hij onvoldoende heeft voorkomen dat de klachten van klager vererger(d)en. Voor zover klager meent dat de directeur de aanwijzingen van de medisch specialist en de medische dienst niet heeft opgevolgd, is dit uit de stukken niet aannemelijk geworden. Hierbij wordt ook opgemerkt dat gelet op de korte beklagtermijn in de Pbw, een periode van zeven dagen voorafgaand aan de klaagschriften van 24 oktober en 18 november 2020 leidend is bij de beoordeling van het gestelde. Uit de stukken komt naar voren dat in deze periode voldoende overleg heeft plaatsgevonden over aangepaste arbeid voor klager. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het medisch inhoudelijke onderdeel van de klacht en de klacht over het niet opvolgen van de aanwijzingen van de medische dienst, bepaalt dat de beklagcommissie onbevoegd is van de medische klacht kennis te nemen, en verklaart het beklag over het niet opvolgen van de aanwijzingen van de medische dienst ongegrond.

Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 17 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven