Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31058/TA, 3 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/31058/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    3 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om gebruik te mogen maken van de erotheek.

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 
14 december 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (K-2022-221). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. J.J. Weldam, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek van klager om gebruik te maken van de erotheek is afgewezen, omdat hij niet wenst deel te nemen aan de cursus VRIS (Vriendschap, Relaties, Intimiteit en Seks). Uit de kliniekregels volgt geen plicht om deel te nemen aan deze cursus. Klager kan zich niet verenigen met de overwegingen van het hoofd van de instelling dat het van belang is dat hij deelneemt aan de cursus VRIS, omdat hij een voorgeschiedenis met (seksueel) geweld in relaties en vermeende relaties met medeverpleegden zou hebben. Klager betwist dat hij een dergelijke voorgeschiedenis heeft. Hij is nooit veroordeeld voor een zedendelict. Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van het hoofd van de instelling
In aanvulling op het reeds in de beklagprocedure ingediende verweerschrift is het volgende aangevoerd. Uit klagers dossier komt naar voren dat in het verleden sprake is geweest van gewelddadig gedrag naar vrouwen met wie hij een relatie had. De instelling stelt niet dat er in de justitiële voorgeschiedenis van klager sprake zou zijn van een veroordeling voor een zedenmisdrijf. Echter maken aspecten in klagers voorgeschiedenis dat het behandelteam het belangrijk vindt om bij hem specifieke aandacht te geven aan onderwerpen die te maken hebben met relaties en seksualiteit. 
Uit de wet vloeit geen recht voort op het gebruik kunnen maken van pornografisch materiaal. In artikel 8.5.3. van de kliniekregels is opgenomen dat de instelling beschikt over een erotheek waar verpleegden met goedkeuring pornografisch materiaal kunnen lenen. Een verzoek om gebruik te maken van de erotheek wordt behandelinhoudelijk beoordeeld. De voorwaarden voor het gebruik maken van de erotheek kunnen per verpleegde verschillen. Gelet op zijn voorgeschiedenis acht het behandelteam het ten aanzien van klager noodzakelijk dat hij de cursus VRIS volgt om meer zicht op zijn seksualiteitsbeleving te krijgen en om te kunnen beoordelen of hij veilig gebruik kan maken van de erotheek.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af. 

In artikel 8.5.3. van de kliniekregels is opgenomen dat de instelling beschikt over een erotheek waar verpleegden met goedkeuring van het hoofd behandeling pornografisch materiaal kunnen lenen. 

Het op behandlinhoudelijke gronden afwijzen van een verzoek om gebruik te maken van de erotheek is niet aan te merken als een beslissing van het hoofd van de inrstelling waartegen op grond van artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) beklag open staat. Evenmin is sprake van concrete beperkende beslissingen die ten aanzien van klager zijn genomen waartegen op grond van de artikelen 56 en 57 van de Bvt beklag openstaat. 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. 


Deze uitspraak is op 3 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. U.A. Breedijk en mr. M.J.H. van den Hombergh, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven