Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27781/GV, 7 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27781/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    7 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 juni 2022 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof, in verband met een door hemzelf geregeld sollicitatiegesprek voor werk tijdens een mogelijke deelname aan een penitentiair programma (PP). 

Klager heeft goed gedrag vertoond en in de periode na het laatste reclasseringsrapport van 2 september 2020 hebben relevante ontwikkelingen plaatsgevonden in zijn situatie. Allereerst heeft klager een brief aan de slachtoffers gezonden. Daarnaast heeft hij meerdere diploma’s behaald. Hiermee toont hij aan welwillend te zijn om zijn re-integratie in goede banen te leiden. 

Voor zover de vrijhedencommissie stelt dat sprake is van bepaalde problematiek die significant aanwezig zou zijn bij klager, blijft het onduidelijk naar welke problematiek de vrijhedencommissie verwijst. Dit volgt namelijk niet uit de stukken. 

Dat klager ontkent dat hij het delict heeft gepleegd, althans dat hij een dergelijk grote rol zou hebben gespeeld als gesteld wordt, mag niet afdoen aan de beoordeling van zijn re-integratie. Hij heeft immers zijn straf geaccepteerd en zich bij het ondergaan hiervan altijd naar behoren gedragen. Ten slotte is klagers voorlopige hechtenis in het verleden maar liefst drie keer geschorst geweest. Hij heeft zich al die keren weer gemeld. 

Standpunt van verweerder
Klagers verzoek is afgewezen omdat de risico’s bij het verlenen van vrijheden onvoldoende konden worden ingeschat. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft twee keer negatief geadviseerd. De eerste keer vanwege het feit dat er onvoldoende informatie beschikbaar was. Om die reden is bij Radix een risicotaxatie aangevraagd. Radix heeft deze uitgevoerd. De conclusie van die risicotaxatie heeft geleid tot het tweede negatieve advies van het OM. 

In de risicotaxatie van Radix wordt de conclusie uit het advies van de reclassering uit 2020 bevestigd. De risico’s kunnen niet goed worden ingeschat. Daardoor was het niet mogelijk om de eventuele risico’s te beperken of te beheersen. Het goede gedrag dat klager in detentie heeft getoond, doet hieraan niet af. 

De reclassering heeft in augustus 2022 opnieuw geadviseerd. Daarin is wel een risico-inschatting gemaakt, op basis waarvan wel positief is beslist ten aanzien van klagers verzoek om deelname aan een PP. 

3. De beoordeling
Klager is sinds 25 oktober 2017 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens onder andere een gewapende woningoverval. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 10 juli 2023. Klager neemt sinds 28 september 2022 deel aan een PP. 

De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

De inhoudelijke beoordeling 
Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof in verband met een sollicitatiegesprek op 1 juni 2022. Verweerder heeft dit verzoek, conform het advies van de vrijhedencommissie, afgewezen. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd, omdat de risico’s onvoldoende inzichtelijk zouden zijn en omdat nergens uit zou blijken dat klager stappen heeft ondernomen om de aanwezige risico’s ten aanzien van zijn delict-patroon te verminderen of inzage te geven in zijn problematiek (terwijl deze significant aanwezig zou zijn).

Het kortdurend re-integratieverlof is primair bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op langdurend re-integratieverlof, de deelname aan een PP en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling. 

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het feit dat een gedetineerde het delict waarvoor hij is veroordeeld ontkent, niet zonder meer in de weg staan aan het verlenen van verlof. Dat geldt ook voor gedetineerden die onherroepelijk voor het betreffende feit zijn veroordeeld en ook als dat een ernstig feit betreft. Wel dient – zeker in die gevallen – een zorgvuldige belangenafweging plaats te vinden. Naarmate de einddatum van de detentie van de gedetineerde nadert, is het aannemelijker dat een belangenafweging ertoe leidt dat vrijheden worden verleend aan een gedetineerde.

Ten tijde van de bestreden beslissing ontbrak een recent reclasseringsrapport. Uit de stukken volgt dat het meest recente rapport op dat moment dateerde van 2 september 2020. Daaruit volgt dat de risico’s op recidive en letselschade niet kunnen worden ingeschat en dat het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag wordt ingeschat. Wel is er ten behoeve van het verzoek om verlof vanuit Radix een risicotaxatie uitgevoerd. Daaruit komt (eveneens) naar voren dat er door klagers ontkennende houding onvoldoende zicht kan worden verkregen op mogelijke risicofactoren voor toekomstig delict gedrag. Daaruit komt echter ook naar voren dat er gedurende het afgelopen half jaar geen aanwijzingen voor gewelddadige intenties en psychotische, dan wel psychische, klachten zijn. Ook zijn er geen aanwijzingen voor affectieve, gedragsmatige of cognitieve instabiliteit gedurende het laatste half jaar. Er staat in het verslag dat klager afspraken nakomt, nooit een rapport aangezegd heeft gekregen en schone urinecontroles heeft. Bovendien volgt uit het advies van de vrijhedencommissie dat klager onderwijs volgt en goed functioneert tijdens arbeid. Zo heeft hij een certificaat als textielbewerker behaald. Ook volgt uit dat advies dat klager sinds zijn verblijf in die inrichting (sinds april 2021) geen agressie heeft getoond. 

Gelet op het voorgaande, in samenhang met het gegeven dat klager ten tijde van de bestreden beslissing minder dan drie maanden later in aanmerking zou kunnen komen voor deelname aan een PP, kan niet goed worden gevolgd waarom het niet kunnen inschatten van de risico’s door klagers ontkennende houding in dit geval kennelijk in het nadeel van klager de doorslag heeft gegeven. Dit geldt temeer nu uit de stukken volgt dat klagers casemanager contact heeft opgenomen met de potentiële werkgever en dat is bevestigd dat die klager graag uitnodigt voor een sollicitatiegesprek. De werkgever was ten tijde van de bestreden beslissing bovendien reeds goedgekeurd ten behoeve van de dagbesteding tijdens klagers eventuele deelname aan een PP. 

De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager sinds 28 september 2022 deelneemt aan een PP, zal de beroepscommissie volstaan met deze gegrondverklaring en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding tot het toekennen van een tegemoetkoming. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe. 


Deze uitspraak is op 7 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven