Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0845/GB, 11 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/845/GB

Betreft: [klager] datum: 11 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 27 september 2005 gedetineerd. Hij verbleef tijdelijk in het huis van bewaring Nieuw Vosseveld te Vught. Op 7 mei 2007 is hij geplaatst in de gevangenis Grave.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. afgewezen op grond van het niet hebben van een duidelijk zicht op klagers situatie bij een verblijf buiten de inrichting, een negatief advies van het Openbaar Ministerie en een
onvoldoende onderbouwing van het overplaatsingsverzoek. Klager is het daarmee oneens.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is ter zake van het plegen van insluipingen, waarbij twee vrouwen zijn verkracht, in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Het verzoek om overplaatsing is afgewezen omdat er geen zicht is op de mogelijkheid van
ongewenste
slachtofferconfrontatie. Daarnaast is er een (onderbouwd) negatief advies van het Openbaar Ministerie. Tot slot geldt nog dat klager het verzoek niet nader heeft onderbouwd.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De naar aanleiding van klagers verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. opgemaakte adviezen van respectievelijk de directeur van de gevangenis Grave en het Openbaar Ministerie zijn negatief. De onderbouwing van die adviezen is evenwel niet van
dien aard, dat alleen op grond daarvan besloten zou mogen worden tot een afwijzing van het overplaatsingsverzoek. Nu klager zijn verzoek om overplaatsing niet nader van gronden/redenen heeft voorzien, mocht de selectiefunctionaris in dit geval – bij
gebreke van een voldoende onderbouwing – die negatieve adviezen zwaarder laten wegen. Zulks geldt temeer nu klager ook in beroep geen nadere (feitelijke) onderbouwing heeft verstrekt, die een overplaatsing zou kunnen rechtvaardigen. De op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven