Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27774/GA, 14 april 2023, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27774/GA

               

Betreft [klager]

Datum 14 april 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering om te bellen met de afdeling Juridische Zaken van de politie.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 2 juni 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-450). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft rond 14 maart 2022 een informatieverzoek gestuurd naar de afdeling Juridische Zaken van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie. Hij heeft ook een medegedetineerde geholpen bij het opstellen van zo’n verzoek. De medegedetineerde ontving binnen korte tijd een reactie, maar klager niet. Klager wilde bellen naar de afdeling Juridische Zaken, omdat hij vermoedde dat zijn informatieverzoek niet goed was aangekomen. Dit werd geweigerd, omdat de politie het telefoonnummer niet zelf aan klager heeft verstrekt. Het telefoonnummer stond vermeld op de reactie die de medegedetineerde had ontvangen. Klager kreeg het advies rustig af te wachten op een eigen reactie.

 

Het is klager geheel onduidelijk op welke grond zijn verzoek is afgewezen. Hij heeft de noodzaak tot telefonisch contact aangetoond en er was gelegenheid om te bellen. Het was onmogelijk om via het algemene 0900-nummer contact op te nemen met de afdeling Juridische Zaken in klagers eigen beltijd. Er is sprake van een schending van artikel 39, vierde lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, aanhef en onder d, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw). Het telefoonnummer behoorde toe aan een geprivilegieerd contact (artikel 37, eerste lid, aanhef en onder d, van de Pbw).

 

Klager verzoekt om een tegemoetkoming, omdat hij al deze tijd niet heeft mogen bellen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur herhaalt de gronden zoals aangevoerd in het verweerschrift in beklag.

 

3. De beoordeling Klager heeft ook aangevoerd zich niet te kunnen vinden in de wijze waarop de klacht door de beklagrechter is afgedaan. Hierop wordt door de beroepscommissie niet ingegaan, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld en de beklagrechter kennelijk gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid ingevolge artikel 62, tweede lid, van de Pbw in samenhang met artikel 64, eerste lid, van de Pbw.

 

Relevante wet- en regelgeving

Artikel 37 van de Pbw:

1.  Artikel 36, derde en vierde lid, is niet van toepassing op brieven, door de gedetineerde gericht aan of afkomstig van:

a.  leden van het Koninklijk Huis;

b.  de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de Nederlandse leden van het Europese Parlement of een commissie uit een van beide parlementen;

c.  Onze Minister;

d.  justitiële autoriteiten;

e.  de Nationale ombudsman;

f.   de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

g.  de Raad, een commissie daaruit of leden of buitengewone leden daarvan;

h.  de commissie van toezicht of een beklagcommissie, of leden daarvan;

i.   organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland geldend verdrag:

1.  bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken; dan wel

2.  zijn belast met het houden van toezicht op de behandeling van personen aan wie hun vrijheid is ontnomen;

j.   diens rechtsbijstandverlener;

k.  diens reclasseringswerker;

l.   andere door Onze Minister of de directeur aan te wijzen personen of instanties.

2.  Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de wijze van verzending van brieven aan en door de in het eerste lid genoemde personen en instanties.

 

Artikel 39 van de Pbw:

1.  De gedetineerde heeft, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij de directeur anders bepaalt, voor rekening van de gedetineerde. In verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid, kunnen telefoongesprekken worden opgenomen.

2.  De directeur kan bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het opnemen van telefoongesprekken en het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken.

3.  De directeur kan de gelegenheid tot het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken weigeren of een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. De beslissing tot het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken geldt voor ten hoogste twaalf maanden. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken.

4.  De gedetineerde wordt in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Op deze gesprekken wordt geen ander toezicht uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de personen of instantie met wie de gedetineerde een telefoongesprek voert of wenst te voeren vast te stellen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Klager heeft verzocht om te bellen met de afdeling Juridische Zaken van de Nationale Politie. Dat is naar het oordeel van de beroepscommissie een justitiële autoriteit in de zin van artikel 37, eerste lid, onder d., van de Pbw (vergelijk RSJ 23 april 2004, 04/0235/GA en RSJ 19 december 2011, 11/0712/TA en 11/1002/TA). Telefonisch contact met een geprivilegieerd persoon kan alleen worden geweigerd indien er geen noodzaak of gelegenheid bestaat. In het verweerschrift in beklag heeft de directeur geschreven dat klagers verzoek om te bellen met de afdeling juridische zaken van de politie is afgewezen, omdat hij het telefoonnummer had verkregen via een medegedetineerde en de politie dit telefoonnummer niet aan hem had verstrekt. De beroepscommissie is van oordeel dat klagers verzoek niet op deze grond had kunnen worden afgewezen.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van €12,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.

 

Deze uitspraak is op 14 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven