Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32038/SGA, 15 februari 2023, schorsing
Uitspraakdatum:15-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32038/SGA
    
            
Betreft    [Verzoeker]
Datum    15 februari 2023


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft:
a.    aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, vanwege (een poging tot) het frauderen bij de afname van een urinecontrole, ingaande op 10 februari 2023 om 09:15 uur en eindigend op 18 februari 2023 om 09:15 uur;
b.    beslist dat verzoeker gedurende een periode van zes weken niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

Op 13 februari 2023 zijn nadere inlichtingen opgevraagd bij de directeur. De reactie van de directeur is aan verzoeker toegezonden. 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Ten aanzien van a.
Verzoeker voert aan dat zijn urine niet koud was. Er is ook geen thermometer gebruikt, aldus verzoeker. 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 10 februari 2023, komt naar voren dat bij verzoeker een urinecontrole is afgenomen. Bij de eerste poging lukte het verzoeker niet om urine af te geven. Bij de tweede poging gaf verzoeker aan dat het weer niet zou lukken. Verzoeker is vervolgens gevisiteerd, zodat hij zonder toeziend oog kon plassen. Er werd tijdens de visitatie niets aangetroffen. Na de visitatie heeft verzoeker urine afgestaan. De directeur voert aan dat verzoeker heeft geprobeerd te frauderen bij de urinecontrole. Door het inrichtingspersoneel werd namelijk geconstateerd dat de net door verzoeker geproduceerde urine koud aanvoelde. Er is geen thermometer nodig om het verschil tussen koude en lichaamswarme urine te kunnen constateren. Dit maakt – zo stelt de directeur – dat verzoekers urine niet net geproduceerd was. Een poging tot frauderen bij de afname van een urinecontrole is onverenigbaar met de orde, rust en veiligheid in de inrichting, aldus de directeur. 

De voorzitter overweegt als volgt. 
De Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) schrijft de wijze voor waarop een urinecontrole dient te worden uitgevoerd. Op grond van artikel 3, vierde lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die niet direct tot afgifte van urine in staat is, gedurende een periode van vier uur alsnog in de gelegenheid gesteld onder direct visueel toezicht urine af te staan. De in dit artikel omschreven procedure bevat instructie en waarborgnormen voor een zorgvuldige afname van de urine, teneinde vergissingen zoveel mogelijk uit te sluiten. Uit de toelichting op artikel 3 van de Regeling volgt dat de afname in alle omstandigheden geschiedt onder visueel toezicht van een personeelslid. De voorzitter constateert dat verzoeker zonder toeziend oog van een personeelslid urine heeft afgestaan. De wijze waarop de directeur de urinecontrole bij verzoeker heeft afgenomen is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in strijd met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, nu verzoeker niet onder direct visueel toezicht van een personeelslid urine heeft afgestaan. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek onder a. toewijzen en de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist. 

Ten aanzien van b.
Nu de voorzitter onder a. heeft overwogen dat bij de afname van verzoekers urinecontrole in strijd met artikel 3, vierde lid, van de Regeling is gehandeld en deze urinecontrole ten grondslag is gelegd aan de beslissing om verzoeker gedurende een periode van zes weken niet in aanmerking te laten komen voor promotie naar het plusprogramma, zal de voorzitter het verzoek onder b. ook toewijzen. 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 15 februari 2023 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. P.L Kraaijenbrink, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven