Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32262/SGA, 24 februari 2023, schorsing
Uitspraakdatum:24-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32262/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    24 februari 2023


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de Penitentiaire Inrichting Dordrecht (hierna: de directeur) om verzoeker te ontslaan van zijn ‘plusbaan’. 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk PD-2023-000104).

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker voert aan dat hij sinds november 2021 werkzaam is als medewerker in de keuken (een ‘plusbaan’) en dat hij nooit een waarschuwing, schriftelijk verslag of sanctie heeft gekregen. Zijn leidinggevenden zijn uitermate tevreden over hoe verzoeker de baan invult. De baan wordt hem slechts ontnomen, omdat hij niet wil deelnemen aan een pilot die voor hem tot gevolg heeft dat hij moet verhuizen naar een andere afdeling. De voornaamste reden dat verzoeker niet wil verhuizen is dat de pilot voor hem geen enkele meerwaarde heeft. Hij komt namelijk niet in aanmerking voor enige vorm van re-integratie en de gedachte dat hij wordt geplaatst op een afdeling waar gedetineerden om hem heen druk bezig zijn met allerlei re-integratiedoelen valt verzoeker mentaal erg zwaar. Verzoeker verzoekt de beslissing hem te ontslaan te schorsen. Hij kan dan hangende de beklagprocedure gewoon zijn werkzaamheden blijven vervullen.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat op 22 oktober 2022 aan de gedetineerden van unit 2 is medegedeeld dat de medewerkers van de huisdienst vanaf 
2 januari 2023 op afdeling C worden geplaatst. Voorafgaand aan die mededeling zijn individuele gesprekken gevoerd waarin de keuze is voorgelegd om te verhuizen naar die afdeling en een bedenktijd is geboden. Verzoeker is op 7 februari 2023 er van in kennis gesteld dat zijn werkzaamheden als medewerker huisdienst worden stopgezet. Verzoeker was nog niet verhuisd naar afdeling C en had geen keuze aangegeven. De reactietermijn is ruimschoots verlopen en de directeur trekt daaruit de conclusie dat verzoeker niet wil meewerken aan de verhuizing naar afdeling C. Gelet daarop is een legitieme beslissing genomen om niet langer gebruik te maken van zijn diensten als medewerker huisdienst. Hij kan zich opgeven voor de reguliere arbeid. De directeur is zorgvuldig te werk gegaan en heeft verzoeker alle gelegenheid en tijd gegeven om zich voor te bereiden op de verhuizing. 

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, als volgt.
Uit de stukken komt onweersproken naar voren dat verzoeker zijn werkzaamheden als medewerker van de huisdienst altijd naar behoren heeft uitgevoerd en dat de beslissing om hem deze baan te ontnemen niets te maken heeft met zijn gedrag. De enkele reden hiervoor is dat verzoeker als medewerker van de huisdienst niet wil meewerken aan de verhuizing naar een andere afdeling. Hoewel de directeur in beginsel bepaalt waar hij gedetineerden plaatst heeft de directeur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter bij het nemen van de bestreden beslissing onvoldoende rekening gehouden met verzoekers motivering om niet aan de verhuizing mee te willen werken. Daarnaast heeft de directeur niet aangegeven waarom verzoeker zijn werkzaamheden bij de huisdienst niet kan voortzetten vanuit de afdeling waar hij nu verblijft, zoals dat tot nu toe kennelijk zonder problemen wel gebeurt.  

Gelet op het bovenstaande acht de voorzitter de beslissing om verzoeker enkel vanwege het niet willen verhuizen naar een andere afdeling uit zijn baan te ontslaan zonder hieraan een nadere motivering ten grondslag te leggen, op voorhand zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal worden geschorst met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.


Deze uitspraak is op 24 februari 2023 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven