Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24475/GA, 7 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

Nummer          21/24475/GA

               

Betreft [klager]

Datum 7 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat zijn verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT) is afgewezen, dan wel tegen het uitblijven van een beslissing ten aanzien van zijn verzoek om BZT.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 26 november 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (LW-2021-448). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt al maanden om BZT. Er is eerder afwijzend beslist op een verzoek om BZT en door de directeur werd tijdens de behandeling van het beklag over die beslissing beloofd de negatieve beslissing te heroverwegen zodra de strafzaak van klager inhoudelijk behandeld zou zijn. Ten tijde van het indienen van het beklag had de zitting in de strafzaak reeds plaatsgevonden. Niettemin kreeg klager geen beslissing op zijn verzoek om BZT op 11 oktober 2021. Zelfs op 26 november 2021 kon de directeur nog geen uitsluitsel geven.

 

Er is sprake van een weigering om te beslissen op de aanvraag. Als klager daarover niet zou kunnen klagen, impliceert dat dat de directeur een verzoek om BZT ongelimiteerd in beraad zou kunnen houden, zonder dat die beslissing door de beklagrechter getoetst kan worden.

 

Het is onzinnig dat de directeur wil onderzoeken of klagers partner mogelijk onder druk gezet wordt om in te stemmen met BZT. Klagers partner heeft de directeur en de casemanager diverse malen laten weten dat zij snakt naar BZT. Daarbij kan de directeur aan de hand van de tussen klager en zijn partner dagelijks gevoerde telefoongesprekken nagaan dat tussen hen alles goed is.

 

Standpunt van de directeur

Nu ten tijde van de indiening van het klaagschrift nog geen sprake was van besluitvorming in klagers verzoek, is verzocht de klacht niet-ontvankelijk te verklaren.

 

Op grond van positief verlopen bezoeken in de familiekamer, alsmede toetsing van de aanvullende informatie uit het vonnis, is aan klager alsnog BZT toegekend.

 

In klagers specifieke situatie, in relatie tot de aard en ernst van klagers delict in combinatie met de relationele omstandigheden, was noodzaak aanwezig tot een zorgvuldige afweging met betrekking tot toekenning van BZT. Het uitsluiten van mogelijke risico’s in relatie tot het handhaven van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting is van groot belang. 

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) hebben gedetineerden het recht op ten minste één uur per week bezoek van familieleden of andere personen. BZT is niet in de wet geregeld. Een directeur moet een verzoek om BZT wel in behandeling nemen en daarop beslissen.

 

De directeur heeft te kennen gegeven dat ten tijde van het indienen van beklag geen beslissing tot afwijzing van het verzoek om BZT was genomen. Van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, was dan ook geen sprake. Op grond van artikel 60, tweede lid, van de Pbw wordt met een beslissing als bedoeld in het eerste lid gelijkgesteld een verzuim of weigering om te beslissen. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Zoals de beroepscommissie in RSJ 19 april 2019, R-18/2274/GA reeds heeft overwogen, kan een gedetineerde pas als aan de in de huisregels genoemde voorwaarden is voldaan, met succes een verzoek om BZT indienen. Deze voorwaarden kunnen niet als limitatief worden gezien. Primair is van belang of naast de eigen belangen van de gedetineerde ook sprake is van contra-indicaties voor een BZT. De directeur heeft een eigen en discretionaire bevoegdheid om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen.

 

Uit de stukken volgt dat klagers verzoek om BZT op 21 oktober 2021 is besproken in het multidisciplinair overleg en op 26 oktober 2021 is voorgelegd aan de vrijhedencommissie. De vrijhedencommissie heeft het verzoek vervolgens ‘aangehouden’ ten behoeve van het verkrijgen van aanvullende informatie. Vermoedens van het onder druk zetten van klagers partner moesten worden uitgesloten. Daarnaast was klager in die periode recent (op 8 oktober 2021) in eerste aanleg veroordeeld tot een lange gevangenisstraf, die verband houdt met klagers relationele omstandigheden. Ten tijde van de behandeling van de klacht ter zitting (op 26 november 2021) was er nog geen beslissing van de directeur. Het multidisciplinair overleg had inmiddels wel positief geadviseerd, onder voorbehoud dat er eerst een gezinsbenaderingsbezoek moest plaatsvinden. De directeur heeft in beroep aangegeven dat op grond van een positief verlopen bezoek in de familiekamer, alsmede toetsing van de aanvullende informatie uit het vonnis, aan klager alsnog BZT is toegekend.

 

Voornoemde geeft voldoende blijk van (nader) onderzoek naar klagers relatie met zijn partner. De directeur heeft voldoende inzichtelijk gemaakt dat hij meer informatie nodig had voor een individuele belangenafweging en waarom hij op basis daarvan de beslissing op het verzoek om BZT eerder nog niet kon dan wel wilde nemen.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan het op het moment van instellen (en de behandeling) van het beklag nog niet nemen van een beslissing op klagers verzoek om BZT niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard. 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 7 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B Oreel, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S. Woudman-Bijl, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven