Nummer 22/29875/GB
Betreft [Klager]
Datum 8 maart 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 augustus 2022 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 10 oktober 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Verweerder heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat het ingediende bezwaarschrift niet met redenen is omkleed.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft klager het recht een met redenen omkleed bezwaarschrift in te dienen. In artikel 17, derde lid, van de Pbw is bepaald dat verweerder klager in de gelegenheid stelt schriftelijk of mondeling diens bezwaarschrift toe te lichten, tenzij hij het bezwaarschrift aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht.
Deze bepalingen dienen, in onderling verband en samenhang bezien, aldus te worden uitgelegd dat de gronden van een bezwaarschrift binnen de termijn van zeven dagen, of – indien een termijnoverschrijding verschoonbaar is – zoveel later als redelijk is, kunnen worden ingediend. Eventuele na deze termijn ingediende gronden zijn in beginsel te laat. Dat geldt met name indien klager wordt bijgestaan door een advocaat en deze namens klager het bezwaarschrift indient (vergelijk RSJ 3 juni 2022, 22/27075/GB).
Klager heeft voor zijn bezwaarschrift een formulier voor het indienen van een beroepschrift gebruikt, waarbij hij de selectiebeslissing van 29 augustus 2022 heeft gevoegd. Klager heeft op het formulier het bolletje “tot afwijzing overplaatsing naar (…)” aangekruist en daarbij de PI Veenhuizen ingevuld. Dit betreft de eerder door klager opgegeven voorkeursinrichting. In het bezwaarschrift heeft klager echter niet aangegeven waarom hij het niet is eens met zijn plaatsing in de PI Sittard. Daarnaast heeft hij niet verzocht om het bezwaar mondeling te mogen toelichten of om een aanvullende termijn om de gronden van het bezwaar (al dan niet via een advocaat) alsnog schriftelijk kenbaar te maken.
Naar het oordeel van de beroepscommissie behoefde verweerder onder deze omstandigheden klager dan ook niet in de gelegenheid te stellen om het bezwaarschrift nader toe te lichten en heeft verweerder klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De bestreden beslissing is daarom juist. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 8 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter