Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30273/JA, 6 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30273/JA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    6 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op […] 2002 (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van zeven dagen, vanwege mishandeling van een groepsgenoot, ingaande op 9 september 2022.

De beklagcommissie bij de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Teylingereind te Sassenheim heeft op 31 oktober 2022 het beklag ongegrond verklaard (TE 2022-186). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. D. Eijpe, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en […] en […], juristen bij de JJI Teylingereind, gehoord op de zitting van 21 februari 2023 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij ook op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft – op advies van zijn raadsman – echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Bij disciplinair straffen moet worden ingezet op maatwerk en een persoonsgerichte aanpak. Een straf moet worden voorzien van een deugdelijke motivering. Dat volgt uit een rapport van de Afdeling advisering van de RSJ van 14 januari 2022. Dat gaat weliswaar over volwassen gedetineerden, maar voor een jeugdige geldt dit logischerwijs eens temeer. Waarom is nu precies deze straf aan klager opgelegd? Kent men klagers achtergrond? Klagers raadsman weet dit ook niet, maar hier zou een gedragskundige over moeten adviseren.

Een deugdelijke motivering van de straf ontbreekt. Er is niet gekeken naar de persoon van klager en zijn verdere gedrag. Ook op de beklagzitting en de beroepszitting is de directie hier niet inhoudelijk op ingegaan. Er is op die zitting wel uitgebreid gesproken over het tekortschieten van de JJI bij het toewijzen van de noodzakelijke behandeling aan klager. Dat moet worden meegewogen bij het verwijt dat klager kan worden gemaakt. Er bestaan in bredere zin zorgen over de JJI Teylingereind. Er moet dan ook kritisch naar de motivering worden gekeken.

Klager is een half uur te laat van zijn cel gehaald. Uit de dagrapportage volgt dat dit ten minste een kwartier is geweest. Klager had om 16:15 uur terug op de groep moeten zijn en dat was hij niet. Dat is hem niet te verwijten. Hiermee is de maximale strafduur van zeven dagen in elk geval met een kwartier overschreden. 

Daarnaast is het weliswaar dogmatisch en wettelijk gezien mogelijk om een ordemaatregel en een disciplinaire straf achtereenvolgens op te leggen, maar die zijn in dit geval qua strekking gelijk aan elkaar. Feitelijk heeft de sanctie dus acht dagen geduurd. Het belang van het voorkomen van detentieschade wordt hiermee miskend. De duur van de ordemaatregel had op de disciplinaire straf redelijkerwijs in mindering moeten worden gebracht, gelet op de ratio van het strafmaximum.

Klagers raadsman begrijpt dat er vanuit de inrichting ook oog is voor het slachtoffer, maar het dient in deze zaak te gaan over de aangedragen punten. Die kunnen en mogen naar voren worden gebracht, ook ondanks de ernst van de mishandeling (die klager overigens heeft ontkend).

Standpunt van de directeur
Klager is gesanctioneerd vanwege het mishandelen van een groepsgenoot. De inrichting heeft hiervan aangifte gedaan.

Het advies waarnaar de raadsman verwijst ziet uitsluitend op volwassendetentie. De situatie in JJI’s is expliciet buiten beschouwing gelaten. Dat neemt niet weg dat er in de inrichting rekening wordt gehouden met de persoon van klager en de context waarin hij zich bevindt. Dat gebeurt juist in een JJI, waar er geen sanctiekaarten, beslisbomen en standaardstraffen zijn. De beslissing is uitgebreid gemotiveerd. Het wordt klager zwaar aangerekend dat hij een onveilige situatie heeft gecreëerd door een ander letsel toe te brengen. Bij een dergelijk geweldsincident wordt een straf van zeven dagen als passend gezien.

Klagers raadsman heeft niet duidelijk gemaakt onder welke omstandigheden de persoon van klager tot een andere straf zou moeten leiden. Het is van belang dat het om ernstige gedragingen gaat. Klager verblijft al een langere periode in de inrichting, dus men kent hem goed. De bestaande zorgen over de JJI Teylingereind hebben niets te maken met deze zaak.

Uit de dagrapportage volgt dat klager op de laatste dag van de sanctie vanaf 16:30 uur weer heeft meegedraaid met het gewone programma. Het is aannemelijk dat het kwartier daarvoor is gebruikt om klager van zijn kamer te halen, in gesprek te gaan, zijn spullen te pakken, enzovoorts.

De ordemaatregel van één dag, voorafgaand aan de disciplinaire straf, heeft een andere grondslag. Tijdens de ordemaatregel is verder onderzoek gedaan naar wat er op klagers kamer was gebeurd. Toen klagers rol duidelijk was, is hem een disciplinaire straf van zeven dagen opgelegd. Het wettelijke strafmaximum is dus niet overschreden. Deze werkwijze is gangbaar en geaccepteerd (vergelijk RSJ 2 januari 2012, 11/3099/GA).

De aangedragen, min of meer formele, punten leiden af van waar het uiteindelijk om gaat: dat een groepsgenoot ernstig is mishandeld. Daar is klager niet op ingegaan. Er komt geen verklaring. Het is een heel nare situatie geweest.

3. De beoordeling
De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren, omdat zij – net als de beklagcommissie – van oordeel is dat de opgelegde disciplinaire straf niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Daarvoor is allereerst van belang dat aannemelijk is geworden dat klager zijn groepsgenoot heeft mishandeld. Klager is in beroep niet meer (gemotiveerd) ingegaan op de vaststelling daarvan door de beklagcommissie. De beroepscommissie kan zich met die vaststelling verenigen en gaat hier ook niet verder op in.

De beroepscommissie vindt het daarnaast niet aannemelijk geworden dat de strafsoort of strafmaat onvoldoende passend was in klagers situatie. Ook staat (de ratio van) het wettelijke strafmaximum niet in de weg aan de gekozen strafmaat. Deze twee punten zal de beroepscommissie hieronder toelichten.

Maatwerk
De beroepscommissie onderschrijft het belang van maatwerk bij het straffen van (jeugdige) gedetineerden, maar tegelijkertijd toetst zij beslissingen van de directeur terughoudend. De motiveringsplicht gaat dan ook niet zover dat steeds moet worden verantwoord waarom niet voor bepaalde alternatieven is gekozen of waarom een straf van een of twee dagen minder niet zou volstaan.

Om de stelling van klager dat de straf niet passend is te kunnen volgen, dienen er dan ook bepaalde omstandigheden te zijn die serieus doen twijfelen aan de redelijkheid van de gekozen strafsoort en strafmaat. Dat geldt zeker in dit geval, waar na een ernstige mishandeling door klager van een groepsgenoot niet de zwaarst mogelijke straf is opgelegd (wel qua lengte (zeven dagen), maar niet qua soort (uitsluiting van activiteiten)).

De beroepscommissie begrijpt in dit kader wel dat klagers raadsman niet precies kan aangeven welke straf passend(er) zou zijn geweest, omdat hij geen gedragsdeskundige is, maar hij heeft ook geen (concrete) omstandigheden benoemd waar onvoldoende rekening mee zou zijn gehouden. De beroepscommissie (waarvan een gedragsdeskundige onderdeel uitmaakt) heeft daarbij zelf ook niet met klager kunnen praten, omdat hij niet op de zitting aanwezig was. Bij deze stand van zaken kan klagers stelling niet worden gevolgd.

Wettelijke strafmaximum
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de wet de mogelijkheid biedt om een disciplinaire straf van de maximale duur te laten volgen op een ordemaatregel (met dezelfde strekking). Volgens klagers raadsman staat de ratio van de wet hier redelijkerwijs echter wel aan in de weg, omdat het maximum van zeven dagen is bedoeld om detentieschade te voorkomen.

De beroepscommissie kan deze redenering op zichzelf wel volgen, maar in dit geval kan dit niet tot de conclusie leiden dat de disciplinaire straf niet in redelijkheid voor de duur van zeven dagen had kunnen worden opgelegd. De voorafgaande ordemaatregel in het kader van het onderzoek heeft immers niet heel lang geduurd (minder van 24 uur) en het ging bij de ordemaatregel en de disciplinaire straf ook niet om de zwaarste soort (opsluiting in een afzonderingscel c.q. strafcel). Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat met de gekozen strafduur onvoldoende rekening is gehouden met het voorkomen van detentieschade.

Te late uitsluiting
De beroepscommissie laat de klacht over de (betwiste) te late uitsluiting na afloop van de disciplinaire straf buiten beschouwing. Het beklag ging daar namelijk niet over en kon daar ook niet over gaan, omdat het beklag is ingesteld vóórdat dit zou zijn gebeurd (toen de disciplinaire straf nog liep).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 6 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. P. de Bruin, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven