Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29944/GB, 22 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29944/GB
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 februari 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 12 oktober 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager moet als adolescent worden beschouwd (het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen) en het is de eerste keer is dat klager in een (nota bene volwassen) inrichting verblijft. Daarom moet meer rekening gehouden worden met het gegeven dat klager nauwelijks bezoek kan ontvangen. Naast dat zijn moeder veel medische klachten heeft, zoals reeds is onderbouwd, kost het haar ook veel geld om de reis naar de inrichting te maken. Geld dat zij eigenlijk niet heeft. 

Klager heeft het behoorlijk zwaar in de inrichting en zou vaker bezocht kunnen worden, als hij dichter bij zijn huis geplaatst zou kunnen worden. 

Standpunt van verweerder
Klager is ingesloten voor parket Oost-Nederland. De plaatsing in de PI Almelo is dan ook juist. 

Daar waar het beroepschrift zich richt op plaatsing in een jeugdinrichting, geldt dat plaatsing in een jeugdinrichting van een adolescent vóór veroordeling in eerste aanleg slechts is aangewezen als de officier van justitie van plan is te vorderen dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast. Daarnaast spreekt klager in zijn verzoek niet over plaatsing in een jeugdinrichting en heeft klager van 14 oktober 2020 tot 24 november 2020 in de PI Dordrecht verbleven. 

Het verzoek tot overplaatsing richt zich met name op het bezoek van klagers moeder. Zij zou medisch gezien niet of nauwelijks in staat zijn om te reizen. Op 19 september 2022 heeft de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur) aangegeven dat het invoelbaar is dat klagers moeder last heeft van haar rug bij lange reizen, maar dat er geen duidelijke medische indicatie is waarom zij dit niet zou kunnen. Bovendien blijkt uit de bezoekerslijsten dat klager regelmatig bezoek ontvangt, zo ook van zijn moeder. 

3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Almelo. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Arnhem, omdat zijn moeder hem dan (makkelijker) kan bezoeken. 

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst.

Klager wordt vervolgd in het arrondissementsparket Arnhem, in het arrondissement Gelderland. De PI Arnhem ligt in dit arrondissement, terwijl de PI Almelo in een ander arrondissement, namelijk het arrondissement Overijssel, ligt. Uit het selectieadvies volgt dat het landelijk beleid is dat het parket Oost-Nederland als één wordt gezien, waaronder Almelo, Zwolle, Arnhem en Zutphen vallen, maar dit strookt niet met de Wet op de rechterlijke indeling. In artikel 5a van de Wet op de rechterlijke indeling staat immers dat het arrondissement Gelderland het grondgebied van de provincie Gelderland omvat en in artikel 11 van de Wet op de rechterlijke indeling dat het arrondissement Overijssel het grondgebied van de provincie Overijssel omvat. De beroepscommissie is van oordeel dat moet worden uitgegaan van deze wettelijke indeling. Klagers verzoek vindt dus steun in de Regeling.

Van enig belang dat zich tegen klagers overplaatsing naar de PI Arnhem verzet, is niet gebleken. Bij deze stand van zaken moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt (vergelijk RSJ 14 maart 2022, 21/22346/GB). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Verweerder heeft aangegeven dat uit de overgelegde bezoekerslijsten blijkt dat klager regelmatig bezoek ontvangt (zo ook van zijn moeder). Van concreet ondervonden ongemak is daarom niet gebleken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.


Deze uitspraak is op 22 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven