Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/25126/GM, 27 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/25126/GM
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    27 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover – zo begrijpt de beroepscommissie – dat er geen medisch pedicure in gang is gezet en dat er onvoldoende aandacht is geweest voor zijn buikklachten.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

Klager en de inrichtingsarts hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting van 9 december 2022 in het Justitieel Complex Zaanstad te worden gehoord.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De medisch adviseur heeft geen belang gehad om klagers medisch dossier in te zien. Klager heeft op 15 december 2021 het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen bezocht. Klager zou een uitslag krijgen van een onderzoek, maar heeft er niets over gehoord. De PI is er ook niet bekend mee. Ook zijn andere afspraken die klager heeft niet bekend bij de PI. 

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager verbleef korte tijd in de PI Lelystad. De door klager in zijn beroepschrift genoemde huisarts en verpleegkundige zijn in de PI Lelystad niet bekend. Uit navraag bij medTzorg, een organisatie waar de PI artsen inhuurt, bleek dat de arts die klager benoemde ook daar onbekend is. 
Het is onduidelijk of het beroep ziet op het handelen van de inrichtingsarts van de PI Lelystad. 

3. De beoordeling
Waartegen is het beroep gericht?
Volgens het ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 23 december 2022. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

Inhoudelijke beoordeling
Het (niet) in gang zetten van de medische pedicure
Uit het (medisch) dossier volgt dat de medische intake van klager in de PI Lelystad op 8 september 2021 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze intake heeft klager – onder meer – aangegeven dat hij iedere zes weken gebruik mag maken van een medisch pedicure. Op dat moment is er een e-mail gestuurd naar de administratie voor een aanmelding bij de pedicure en op 9 september 2021 – een dag na de intake – is klager daadwerkelijk aangemeld. 

De medische dienst heeft naar het oordeel van de beroepscommissie adequaat gehandeld, door klager vrijwel direct aan te melden voor de medisch pedicure. Bij deze aanmelding is ook aangegeven dat klager elke zes weken gezien moet worden. 

Uit het medisch dossier maakt de beroepscommissie ook op dat klager op 29 oktober 2021 is gezien door de medisch pedicure. Los van het antwoord op de vraag of dit op tijd is, is klager in de tussentijd meerdere keren gezien door de verpleegkundige, waarbij ook aandacht is geweest voor zijn verwijzing naar de pedicure. Dat dit – volgens klager – te lang op zich heeft laten wachten en dat klager daardoor mogelijk in onzekerheid verkeerde, kan de inrichtingsarts niet worden verweten. 

Aandacht voor klagers buikklachten
Klager klaagt erover dat zijn buikklachten niet serieus worden genomen. Uit het medisch dossier blijkt dat er voldoende aandacht is geweest vanuit de medische dienst voor klagers buikklachten. Klager is op tijd door de medische dienst naar het ziekenhuis verwezen om een scan te maken van zijn bovenbuik. Er is contact geweest tussen de medische dienst en het ziekenhuis en klager heeft daar een terugkoppeling van gekregen. Dat het ziekenhuis een afspraak met klager heeft omgezet van een fysiek naar een telefonisch consult, leidt niet tot een ander oordeel, nu dit niet valt onder de verantwoordelijkheid van de medische dienst. Het is aan het ziekenhuis om invulling te geven aan de wijze waarop een afspraak wordt gemaakt.

Conclusie
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 27 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven