Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30200/GM, 9 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30200/GM
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    9 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet volledig arbeidsongeschikt is verklaard.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager gehoord op de digitale zitting van 25 januari 2023. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Bij klager is anderhalf jaar geleden een hernia geconstateerd met behulp van een MRI-scan. Klager is twee dagen voor de zitting bij een neuroloog in het ziekenhuis geweest. De neuroloog heeft bij klager allerlei uitgebreide testen gedaan. De neuroloog heeft hier een rapport van opgemaakt en opgestuurd naar de medische dienst. De medische dienst weigert dit echter aan klager te overhandigen, waardoor hij het nu ook niet aan de beroepscommissie kan overhandigen. In dit rapport wordt bevestigd wat klager al vermoedde, namelijk dat er sprake is van een zware hernia. Klager heeft ook last van zijn rechterlies. De neuroloog heeft tegen klager gezegd dat hij drie maanden rust moet nemen en dat klager in de tussentijd moet beginnen met oefeningen. 

Pas toen klager een klacht heeft ingediend omdat hij niet volledig arbeidsongeschikt werd verklaard, is hij door de medische dienst verwezen naar de neuroloog.

De werkzaamheden die klager moet verrichten houden in dat hij acht paardenhoeven, van tweeënhalve kilo per stuk, aan elkaar moet verbinden en vervolgens moet plaatsen in een houtenbak. Dat lukt hem niet. In de ochtend hoefde hij eerst geen werkzaamheden te verrichten en was hij voor de ochtend arbeidsongeschikt verklaard. Omdat hij in de ochtend wel aan het sporten was, is door de inrichtingsarts besloten om klager ook te laten werken in de ochtend. Klager heeft echter slechts één keer gevoetbald en dit mocht ook van de fysiotherapeut, omdat hij moest blijven bewegen. De neuroloog heeft ook tegen klager gezegd dat het niet handig was om te voetballen. Hij doet dit ook niet meer.

Standpunt van de inrichtingsarts
Op 16 juni 2022 is klager voor het eerst gezien vanwege zijn rugklachten. Er was op dat moment geen hulpvraag en klager had al een afspraak bij de fysiotherapeut. Klager gebruikte geen pijnstilling meer. Klager heeft hierna driemaal een afspraak gehad bij de fysiotherapeut. Op 25 augustus 2022 is klager besproken en klager gaf aan vooral in de ochtend last te hebben van zijn rug. De inrichtingsarts heeft toen doorgegeven bij de arbeid dat klager alleen ‘rugsparende’ arbeid kan verrichten in de middag.

Op 8 september 2022 heeft de inrichtingsarts klager uitgebreid gesproken, omdat vanuit de afdeling gemeld werd dat klager in de ochtend lichamelijk zeer actief was. De inrichtingsarts heeft aan klager aangegeven dat als iemand in de ochtend zo actief is, hij ook rugsparende arbeid kan verrichten in de ochtend. 

Omdat klager betwistte wat er gezegd werd over zijn lichamelijke activiteit in de ochtend, heeft de inrichtingsarts met hem afgesproken om hem over twee weken terug te zien, waarbij zijn beperking met betrekking tot het werken in de ochtend nog niet werd aangepast. Na twee weken heeft de inrichtingsarts klager weer gesproken, na wederom een melding van de afdeling dat klager actief was in de ochtend, en hem uitgelegd dat hij in de ochtend rugsparende arbeid kan verrichten. 

3. De beoordeling
Klager is door de inrichtingsarts aanvankelijk arbeidsongeschikt verklaard voor het ochtenddeel, omdat klager een hernia heeft. Deze diagnose staat niet ter discussie en de beroepscommissie acht het niet nodig om het rapport van de neuroloog – waar klager ter zitting naar verwijst – op te vragen. De beroepscommissie gaat er wel vanuit dat bij een eventuele nieuwe (her)beoordeling van klagers arbeids(on)geschiktheid, nieuwe relevante inzichten over klagers hernia worden betrokken.

De inrichtingsarts heeft doorgegeven aan de arbeid dat klager alleen in de middag zogenaamde rugsparende arbeid kan verrichten. Dit houdt in – zo volgt uit het medisch dossier – dat klager niet te zwaar moet tillen en dat hij de mogelijkheid heeft om af te wisselen tussen staan en zitten. Uit het dossier volgt echter ook dat klager meermalen in de ochtend fanatiek aan het sporten – vaak aan het voetballen – was. De inrichtingsarts heeft klager op basis van deze informatie in redelijkheid (weer) arbeidsgeschikt kunnen verklaren voor het ochtenddeel, waarbij klager ook voor dit deel rugsparende arbeid kan verrichten. 

Voor zover klager ter zitting klaagt dat de huidige werkzaamheden te zwaar zijn voor hem, merkt de beroepscommissie op dat de inrichtingsarts er niet voor verantwoordelijk is op welke arbeidszaal klager wordt geplaatst. Dat is de bevoegdheid van de directeur. 

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 9 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven