Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29023/GM, 14 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/29023/GM

          

Betreft [Klager]

Datum 14 maart 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat zijn klachten aan zijn (rechter)pols/hand niet serieus zijn genomen.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager, […], hoofd zorg en […], inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 25 januari 2023.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager had al lange tijd last van zijn linkerpols door een ongeval. In januari 2022 kreeg hij door het werk in de inrichting last van zijn rechterduim. In maart 2022 kreeg hij vanwege het voetballen last van zijn pols.

 

Klager is voor deze klachten niet goed door de inrichtingsarts van de PI Ter Apel behandeld. Klager kreeg het advies rustig aan te doen en kreeg voor zijn klachten voltarengel, maar dat is niet voldoende. Klager had dusdanig veel last, dat hij niet in staat was om zijn bed op te maken, af te wassen en hij kon ook geen deur openen. Klager wenste voor de klachten aan zijn rechterpols naar het ziekenhuis te worden verwezen en dat heeft hij ook aangegeven tijdens het gesprek met de inrichtingsarts. In het ziekenhuis had dan een foto gemaakt kunnen worden.

 

Klager is daarna overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Daar heeft hij ook contact gehad met de inrichtingsarts over zijn hand- en polsproblemen en is hij direct doorgestuurd naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis is een foto gemaakt van zijn rechterpols en kreeg hij gips om zijn pols. Er bleek sprake van een botbreuk.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Op het moment van de zitting heeft de inrichtingsarts geen inzage meer in het medisch dossier van klager.

 

De inrichtingsarts heeft destijds klagers rechterpols beoordeeld. Bij lichamelijk onderzoek waren er geen indicaties voor een breuk. Dit is uitgebreid met klager besproken. Aan klager is – in overleg met hem – voltarengel voorgeschreven. Dit is een pijnstiller met weinig bijwerkingen. Een week later is er een afspraak ingepland met klager voor een controle. Toen is afgesproken dat hij het gebruik van voltarengel zou continueren en dat hij over twee weken weer zou worden beoordeeld door de inrichtingsarts. Klager was toen echter al overgeplaatst.

 

Klager heeft tijdens het eerste gesprek aangegeven dat hij naar het ziekenhuis verwezen wilde worden. De hulpvraag van klager ging echter over pijn. Op dat moment hoeft klager dan niet direct te worden doorverwezen naar het ziekenhuis. Als de inrichtingsarts wel een vermoeden had van een breuk, had hij klager doorverwezen. De inrichtingsarts weet niet meer of er op 23 maart 2022 lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Als dat wel gebeurd zou zijn, dan had dit in het medisch dossier gestaan.

 

3. De beoordeling

Uit de stukken komt naar voren dat klager heeft deelgenomen aan een voetbalwedstrijd binnen de PI en dat hij tijdens de wedstrijd in botsing is gekomen met een medewerker van de PI. Direct na de botsing had klager pijnklachten aan zijn rechterpols. Naar aanleiding hiervan is hij op 16 maart 2022 gezien door de inrichtingsarts. De inrichtingsarts heeft klager toen lichamelijk onderzocht en heeft hem voltarengel voorgeschreven. Dit beleid komt de beroepscommissie niet onredelijk voor.

 

Een week later – op 23 maart 2022 – is klager nogmaals bij de inrichtingsarts geweest en hij heeft toen aangegeven dat hij nog steeds veel pijn ervaarde aan zijn rechterpols (en vinger). Met klager is afgesproken dat het voorschrijven van de voltarengel zal worden gecontinueerd en dat twee weken later een controleafspraak zou plaatsvinden. De inrichtingsarts heeft klager niet doorverwezen naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto.

 

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts een actiever beleid had dienen te volgen door klager bij de tweede afspraak – op 23 maart 2022 – te verwijzen naar het ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto. Daarbij neemt de beroepscommissie in overweging dat klager pijn ervoer, die ook niet minder werd. Dit was voldoende aanleiding om klager (nogmaals) lichamelijk te onderzoeken. Dit onderzoek heeft echter blijkens de stukken niet plaatsgevonden, terwijl dit wel in rede had gelegen.

 

Nu de inrichtingsarts klager bij de tweede afspraak niet heeft doorverwezen naar het ziekenhuis, moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €125,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €125,-.

 

Deze uitspraak is op 14 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven