Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21716/GA, 23 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21716/GA

                                   

Betreft [klager]

Datum 23 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.         het ontnemen van het recht op bezoek van en de toegang tot klagers raadsman tijdens de quarantaine (Ta-2021-000065) en

b.         het ontnemen van het recht op deelname aan activiteiten tijdens de quarantaine (Ta-2021-000066).

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 1 juni 2021 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. O.J. Much, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Ter Apel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Beklag a.

Het recht op bezoek van en de toegang tot (gesprek in persoon) met zijn raadsman is geheel ontnomen nu klager sinds 10 januari 2021 in zijn eigen cel in quarantaine verblijft. Dit terwijl niet is gebleken dat de instelling extra inspanning heeft verricht om klager niet in dit grondrecht te beperken. Daarnaast is niet gebleken dat sprake was van zodanig uitzonderlijke omstandigheden, op grond waarvan dit recht gedurende langere periode kan worden ontnomen. Dat klager kon bellen met zijn raadsman doet daar niet aan af. Klager werd namelijk verdacht van een levensdelict dat hij ontkende te hebben gepleegd waardoor (gelet op de ernst van het feit) van hem redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat telefonisch met zijn raadsman te bespreken.

Daarnaast heeft zijn raadsman wel degelijk een verzoek ingediend om klager te bezoeken in de periode dat dit onmogelijk was door de lockdown. Het is voor de raadsman, anders dan te stellen dat hij de PI heeft gebeld om klager te bezoeken, achteraf niet meer aan te tonen dat dit het geval is. Het verzoek aan de directie is om na te gaan of er geen registratie van de gesprekken heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft in die periode namelijk meerdere keren met de PI gebeld om na te gaan wat de stand van zaken was en gevraagd of er al een afspraak gemaakt kon worden. Dit vindt steun in het feit dat hij klager enkele dagen na de lockdown op 21 januari 2021 heeft bezocht voor de zitting die plaatshad op 26 januari 2021 en in de e-mail die de raadsman heeft gestuurd naar de voorzitter van het hof, waarin de raadsman heeft laten weten klager niet te kunnen bezoeken in verband met de lockdown en het hof zou verzoeken de zaak aan te houden in het geval klager niet voorafgaand aan de zitting alsnog kon worden bezocht.    

Beklag b

Klager is het recht om deel te nemen aan activiteiten ontnomen nu hij sinds 10 januari 2021 in zijn eigen cel in quarantaine verblijft. Dit terwijl niet is gebleken dat de instelling extra inspanning heeft verricht om klager niet in dit grondrecht te beperken. Daarnaast is niet gebleken dat de instelling voldoende inspanning heeft verricht om klager in voldoende mate te compenseren voor de beperkingen. De door de instelling geboden extra telefoonmomenten en warme maaltijden en het kunnen lenen van extra boeken kunnen bezwaarlijk als voldoende compensatie worden aangemerkt.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

 

Standpunt van de directeur

Hoewel onvoldoende vast is komen te staan dat klagers raadsman daadwerkelijk een verzoek tot bezoek van klager heeft gedaan in de betreffende week, komt de stelling van klagers raadsman de directeur niet onaannemelijk voor. Dit doet echter niet af aan het feit dat de rechtsgang tijdens de lockdown niet is belemmerd en dat is gewezen op mogelijke alternatieven (zoals telefonisch contact of contact via een digitale verbinding), waarvan klagers raadsman in het beroepschrift heeft aangegeven daar in casu geen gebruik van te willen maken.

Ten aanzien van het overige deel van het beroepschrift wil de directeur zich houden bij de gronden zoals deze zijn aangevoerd in zijn verweerschrift in de beklagprocedure en hetgeen ter zitting van de beklagrechter is gesteld.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Tijdspad lockdown PI Ter Apel

 

Uit de schriftelijke inlichtingen namens de directeur volgt dat naar aanleiding van het coronavirus binnen de PI Ter Apel verschillende, vergaande, landelijke en lokale maatregelen zijn getroffen om de besmetting en de verspreiding van het coronavirus zoveel als mogelijk tegen te gaan dan wel in te dammen. Zo dragen alle medewerkers vanaf 15 oktober 2020 een mondkapje en naar aanleiding van besmettingen (onder medewerkers en gedetineerden) vindt zorgvuldig bron- en contactonderzoek plaats. Vervolgens zijn hiertegen, in overleg met de medische dienst/GGD, de benodigde maatregelen getroffen. Daarnaast is aan medewerkers uitdrukkelijk de opdracht gegeven voldoende afstand te houden van elkaar en van gedetineerden, eenieder is verzocht de hygiëne, ventilatie en afstandsmaatregelen in acht te nemen en elkaar hier ook op te wijzen indien nodig. Bij voornoemde maatregelen worden de richtlijnen van het RIVM in acht genomen. Aan alle gedetineerden in de PI is (voordat sprake was van een besmetting bij personeel of gedetineerden in de PI) een informatieblad met betrekking tot Covid-19 en de procedure die daarin wordt gehanteerd uitgedeeld, zo ook aan klager. Dit informatieblad is vertaald in verschillende talen, aan klager is derhalve een informatieblad uitgedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.  

Daarnaast is vanuit DJI een crisisteam opgericht dat regelmatig samenkomt, intensief contact onderhoudt met onder meer het RIVM en meermaals rapporteert aan de directeur van de inrichting. Verder heeft de PI vanaf het begin van de pandemie in Nederland een actieteam opgericht dat de uitvoering van de maatregelen coördineert en, in geval van besmettingen, nauw contact onderhoudt met de GGD.

Voornoemde maatregelen bleken gedurende lange tijd effectief te zijn binnen de PI, nu half december 2020 de eerste besmetting onder gedetineerde binnen de PI werd vastgesteld. Het aantal besmettingen in de PI liep in de weken daarna helaas op en het onderzoek naar de bron(nen) van de besmettingen leverde geen of onvoldoende duidelijkheid meer op. Daarnaast bleek dat gedetineerden hun klachten niet (meer) meldden. Er was een dusdanige bijzondere en risicovolle gezondheidssituatie ontstaan, dat de directeur op 10 januari 2021 heeft besloten over te gaan tot een algehele lockdown van de PI. Deze ingrijpende en vergaande maatregel is getroffen om de gezondheid van alle gedetineerden te beschermen. Op 15 januari 2021 (na de incubatietijd van vijf tot zes dagen) zijn alle gedetineerden binnen de PI getest, waarvan op 17 januari 2021 en maandagochtend 18 januari 2021 de uitslagen bekend zijn geworden. Op maandagmiddag 18 januari 2021 is de lockdown beëindigd. Alle negatief geteste gedetineerden zijn op dat moment gestart in een aangepast dagprogramma (blok luchten en blokken recreatie, geen arbeid). De positief geteste gedetineerden hebben (in overeenstemming met de GGD en de medische dienst van de PI) een verlenging van de quarantaine gekregen. Wanneer zij daarna 24 uur klachtenvrij waren, konden zij terugkeren in het (aangepaste) dagprogramma. Alle gedetineerden zijn van voormelde mondeling en door middel van een (vertaalde) brief op de hoogte gesteld.

Alles is in het werk gesteld om de algehele quarantaineperiode/lockdown zo kort mogelijk te houden, om zo snel als mogelijk weer terug te kunnen gaan naar de situatie waarin activiteiten weer aangeboden konden worden.

 

Tijdens de lockdown is extra gewezen op de mogelijkheid tot wassen op eigen cel, ook met gebruikmaking van warm water. De ventilatie op alle cellen is in orde. Gezien de situatie is het luchten, al dan niet in kleine groepen, te risicovol en niet uitvoerbaar geacht (ook met het oog op verspreiding/verplaatsing van gedetineerden onder begeleiding van personeel). Gelet op het hoge aantal besmettingen binnen de PI en omdat het besmettingsgevaar bij activiteiten zoals luchten te hoog was, is op dringend advies van de GGD besloten geen luchtmoment aan te bieden gedurende de lockdown. Er zijn twee extra telefoonmomenten aangeboden (op 15 en 16 januari 2021) en voorafgaand aan de lockdown zijn alle gedetineerden in de gelegenheid gesteld het thuisfront en eventueel de advocaat op de hoogte te brengen. Daarnaast konden gedetineerden extra bibliotheekboeken lenen. Alle gedetineerden hebben een aantal kleinigheden ontvangen, zoals tweemaal een warme maaltijd. Ook is het arbeidsloon doorbetaald. De rechtsgang is tijdens de lockdown niet belemmerd en heeft doorgang kunnen vinden. Hierbij is gewezen op de mogelijk alternatieven, betreffende telefonisch dan wel digitaal contact.

 

Maatregelen

Ten tijde van de klaagschriften – te weten op 17 januari 2021 - waren de maatregelen van kracht die door de Minister voor Rechtsbescherming zijn genomen ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus. Uit de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 18 december 2020, kenmerk 3151696, volgt dat er sprake was van een aanscherping van de maatregelen met ingang van 21 december 2020 tot in ieder geval 19 januari 2021. De toen genomen maatregelen golden als landelijk beleid van de Dienst Justitiële inrichtingen (DJI) ten aanzien van alle justitiële inrichtingen. Hierbij zijn steeds in nauw overleg met de GGD passende maatregelen getroffen, zoals het in quarantaine plaatsen van justitiabelen. Vanwege het hoge aantal besmettingen in Nederland en de lockdown vond de minister het noodzakelijk om opnieuw het aantal bewegingen van mensen van en naar de inrichtingen te beperken. Ook het contact met de advocatuur vindt bij voorkeur digitaal plaats met dien verstande dat als de advocaat of justitiabele aangeven fysiek te willen overleggen dat mogelijk is.

 

Beklag a.

Wettelijk kader

De Penitentiaire beginselenwet (Pbw) regelt in hoofdstuk VII het contact van de gedetineerden met de buitenwereld. Het betreft ingevolge de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II, 1994/95, 24263, nr. 3, p. 56) correspondentie, bezoek, telefoneren en contact met vertegenwoordigers van de media.

Uit het toen geldende artikel 38, zevende lid, van de Pbw volgt dat de in artikel 37, eerste lid, onder g, h en i, onder 2 van de Pbw genoemde personen en instanties te allen tijde toegang hebben tot de gedetineerde. De overige in dat lid genoemde personen en instanties, waaronder de rechtsbijstandsverlener, hebben toegang tot de gedetineerde op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Tijdens dit bezoek kunnen zij zich vrijelijk met de gedetineerde onderhouden, behoudens in geval de directeur, na overleg met de desbetreffende bezoeker, van mening is dat van de gedetineerde een ernstig gevaar uitgaat voor de veiligheid van de bezoeker.

 

Inhoudelijk

De beroepscommissie overweegt dat het in detentie kunnen ontvangen van een advocaat van groot belang is in het kader van de verlening van de rechtsbijstand. Dit betekent echter niet dat er nooit sprake kan zijn van gerechtvaardigde beperkingen aan de wijze waarop het contact tussen een gedetineerde en zijn raadsman plaatsvindt (vergelijk RSJ 6 januari 2022, R-20/7759/GA).

 

Als gevolg van het coronavirus zijn ingrijpende maatregelen getroffen ter bescherming van de volksgezondheid. De directeur is verantwoordelijk voor het beheer van de inrichting. Dit betekent dat hij maatregelen kan en moet nemen als het gaat om de orde en veiligheid en de gezondheid van medewerkers en gedetineerden.

 

De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtsgang tijdens de lockdown niet belemmerd is en doorgang heeft kunnen vinden. Hierbij is gewezen op de mogelijke alternatieven, betreffende telefonisch dan wel digitaal contact.

 

Namens klager is gesteld dat - gelet op de ernst van het feit - van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd zijn zaak telefonisch met zijn raadsman te bespreken.

 

De beroepscommissie stelt vast dat de directeur zich heeft ingespannen om telefonisch dan wel digitaal contact mogelijk te maken voor gedetineerden en advocaten. De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager en zijn raadsman van alternatieve mogelijkheden gebruik konden maken om contact met elkaar te hebben kan worden aangemerkt als een beperkte en tijdelijke inbreuk op het recht van klager om zich vrijelijk in persoon te kunnen onderhouden met zijn advocaat. Uit het oogpunt van de volksgezondheid en de zorgplicht van de directeur als het gaat om de bescherming van gedetineerden en personeel tegen het coronavirus, was deze beperking – gelet op de uitzonderlijke situatie - naar het oordeel van de beroepscommissie gerechtvaardigd.

 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

 

Beklag b.

Wettelijk kader

Op grond van artikel 21 van de Pbw (oud) worden gedetineerden in een regime van beperkte gemeenschap in de gelegenheid gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Op grond van artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (oud) wordt in het regime van beperkte gemeenschap tussen 18 uur en 63 uur per week aan activiteiten en bezoek aangeboden.

 

De beroepscommissie overweegt dat in de Pbw bevoegdheden worden toegekend aan de directeur die hem in staat stellen om de bewegingsvrijheid van een gedetineerde in te perken. Dergelijke beslissingen dienen aan bepaalde formele vereisten te voldoen. Uit RSJ 25 juli 2022, 21/21622/GA volgt dat de cellulaire quarantaine dient te worden aangemerkt als een ordemaatregel als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw. Uit artikel 58, eerste lid, van de Pbw volgt dat de directeur de gedetineerde bij het opleggen van een ordemaatregel onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling van die beslissing verstrekt.

De directeur heeft in zijn verweerschrift vermeld dat alle gedetineerden mondeling en middels een (vertaalde) brief op de hoogte zijn gesteld. De beroepscommissie stelt vast dat deze brief zich niet in het dossier bevindt.

 

Zodoende is niet duidelijk of klager voorafgaand aan de plaatsing in quarantaine door de directeur is gehoord. Artikel 57, eerste lid, van de Pbw schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, voorafgaand aan het opleggen van een ordemaatregel. Het horen kan volgens het bepaalde in artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De beroepscommissie constateert dat in onderhavig geval niet gebleken is dat van deze uitzondering sprake is.

 

Nu niet beoordeeld kan worden of deze beslissing is getoetst aan de formele vereisten die de Pbw stelt, houdt de beroepscommissie het er in dit geval voor dat de beslissing is genomen in strijd met de wet. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en het beklag wegens vormverzuim in zoverre alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €7,50.

 

Inhoudelijk

De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager tijdens de quarantaineperiode niet kon deelnemen aan activiteiten kan worden aangemerkt als een tijdelijke inbreuk op het recht van klager. Uit het oogpunt van de volksgezondheid en de zorgplicht van de directeur als het gaat om de bescherming van de gedetineerden en personeel tegen het coronavirus, was de beslissing van de directeur om klager in deze uitzonderlijke situatie niet deel te laten nemen aan activiteiten naar het oordeel van de beroepscommissie gerechtvaardigd en niet onredelijk of onbillijk. Ook begrijpt de beroepscommissie dat de door de directeur geboden compensatie door het aanbieden van extra telefoonmomenten, bibliotheekboeken en warme maaltijden voor klager onvoldoende compensatie was, maar tegelijkertijd begrijpt de beroepscommissie dat het voor de directeur niet mogelijk was om op een andere wijze te compenseren dan dat zij gedaan heeft. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre inhoudelijk ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag b., verklaart het beklag gegrond, voor zover het ziet op de gegrondverklaring wegens vormverzuim. De beroepscommissie verklaart beklag b. voor het overige ongegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

 

Deze uitspraak is op 23 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven